In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 januari 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 16 december 2020 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor de duur van negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn zorgen over haar gedrag, waaronder agressief gedrag en een licht verstandelijke beperking. De moeder werkt goed mee met de hulpverlening, maar heeft moeite met de situatie. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden verleend, met ingang van 14 januari 2021.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de beschikking gegeven in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.N. Arduin, en deze is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.