ECLI:NL:RBROT:2021:4930

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
10/750095-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor (verlengde) invoer van cocaïne en containerdiefstal in het kader van onderzoek Darwina

In de zaak tegen de verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie personen, heeft de rechtbank Rotterdam op 3 juni 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van de (verlengde) invoer van 268 kilogram cocaïne en containerdiefstal. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de invoer en veroordeling voor de diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de container met cocaïne op 12 februari 2020 door de douane was gescand en dat de verdachte betrokken was bij het ophalen van deze container. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de cocaïne had ingevoerd, en sprak haar vrij van dit ten laste gelegde feit. Ook de beschuldiging van containerdiefstal werd verworpen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had om de container wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank concludeerde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten vrijgesproken werd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750095-20
Datum uitspraak: 3 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende:
[verblijfadres] , [verblijfplaats] ( [land] ),
gemachtigd raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2021 en 3 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) heeft in strijd met de beginselen van een goede procesorde gehandeld door de verdachte (cumulatief) te dagvaarden voor de onder 2 genoemde containterdiefstal, terwijl de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] daar niet voor zijn vervolgd. Omdat niet is gebleken dat de verdachte een prominentere rol heeft gehad dan de genoemde medeverdachten handelt het OM in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
4.2.
Standpunt officier van justitie
Er is niet in strijd gehandeld met de beginselen van een goede procesorde. De diefstal van de container stond al vanaf het begin bij de verdachte op de dagvaarding. Het is aan het OM om te bepalen of zij de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] wenst te vervolgen voor de containterdiefstal. Bovendien is die diefstal begrepen in de onder 1 ten laste gelegde invoer van cocaine.
4.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het OM de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het OM om tot vervolging over te gaan leent zich volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Dit betekent dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Zo'n uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld, doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het OM heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zo aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur.
Dat sprake is van aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing die meebrengt dat een (verdere) vervolging onverenigbaar is met het verbod van willekeur, valt uit de door de verdediging naar voren gebrachte feiten en omstandigheden niet af te leiden.
De rechtbank verwerpt het verweer.
4.4.
Conclusie
Het Openbaar Ministerie, en daarmee de officier van justitie, is ontvankelijk in de vervolging.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Inleiding
In het onderzoek met de naam “Darwina” draait het om de container met nummer
[containernummer] . Uit het dossier blijkt dat die container, gevuld met schroot, is geladen in Brazilië, is overgeladen in Marokko en is gelost in Rotterdam. De douaneautoriteiten hebben de container op 12 februari 2020 gescand. Tijdens de scan zijn in de container voorwerpen waargenomen met een van de rest van de lading afwijkende vorm. De container is daarop gelost door de douane om onderzoek mogelijk te maken en daarin zijn negen kisten met ruim 268 kilogram cocaïne aangetroffen. Die kisten met cocaïne zijn uit de container gehaald, de container is vervolgens verzegeld en ter beschikking gesteld van de rederij om zijn oorspronkelijk geplande route te vervolgen.
De container was bestemd voor het bedrijf [naam bedrijf 1] in Dordrecht en deze had transportbedrijf ‘ [naam transportbedrijf] ’ ingeschakeld om de container op te halen op de terminal om deze vervolgens af te leveren in Dordrecht. In plaats daarvan heeft medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) volgens zijn zeggen op
4 februari 2020 een opdracht via e-mail geaccepteerd om rond 10 februari 2020 een container binnen een straal van 50 kilometer binnen Rotterdam te vervoeren. Die opdracht bleek betrekking te hebben op deze container. Hij heeft in de ochtend van 14 februari 2020 aan zijn werkneemster, de verdachte, gevraagd om naar DGCL trailerverhuur in Rotterdam Hoogvliet te komen zodra zij klaar was met het laden van haar eigen vrachtwagencombinatie. De verdachte heeft gehoor gegeven aan dat verzoek en heeft via WhatsApp contact onderhouden met medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) over haar aankomst aldaar. In Hoogvliet heeft zij haar eigen vrachtwagencombinatie achtergelaten op de parkeerplaats en een losse trekker overgenomen van [naam medeverdachte 2] . Vervolgens heeft zij een trailer gehuurd bij DGCL trailerverhuur en met die vrachtwagencombinatie is zij naar ATM Terminals in Rotterdam gereden. Van [naam medeverdachte 2] had zij via WhatsApp de benodigde TAR-code [1] ontvangen om de genoemde container uit te halen.
Uit observatieverslagen van de politie blijkt dat zij met de vrachtwagencombinatie naar de parkeerplaats bij tankstation Den Andel aan de rijksweg A12 is gereden. Daar is de vrachtwagencombinatie overgenomen door [naam medeverdachte 1] .
[naam medeverdachte 1] was in de ochtend meegegaan met zijn vriendin die een afspraak had. Daarna is hij naar Rotterdam Hoogvliet gereden om de vrachtwagencombinatie van verdachte naar tankstation Den Andel te rijden. [naam medeverdachte 2] is naar Den Andel gereden in de personenauto van [naam medeverdachte 1] .
Op de parkeerplaats heeft de verdachte haar eigen vrachtwagencombinatie weer overgenomen van [naam medeverdachte 1] en is daarmee naar Keulen, Duitsland gereden.
[naam medeverdachte 1] is met de vrachtwagencombinatie met de genoemde container eerst naar een parkeerterrein aan de Pasteurstraat in Reeuwijk gereden om vervolgens via tussenstops bij het tankstation bij Hendrik-Ido-Ambacht aan de rijksweg A16 en Truckeasy in Roosendaal, naar de Potendreef in Roosendaal te rijden. De vrachtwagencombinatie is daar omstreeks 15:45 uur geparkeerd. [naam medeverdachte 1] reed met de vrachtwagencombinatie om 18:14 uur een openstaande loods in van het bedrijf [naam bedrijf 2] aan de [naam locatie] in Roosendaal. Om 18:20 uur heeft de politie de genoemde loods betreden. Zij trof een deel van de lading schroot uit de container op de grond aan. In de loods zijn de medeverdachten [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 6] aangehouden. Tevens is
[naam medeverdachte 1] als de bestuurder van de vrachtwagencombinatie aangehouden.
De verdachte wordt onder 1 primair de (verlengde) invoer van 268 kilogram cocaïne verweten, onder 1 subsidiair zijn haar voorbereidingshandelingen met betrekking tot die invoer verweten.
Onder 2 wordt de verdachte containerdiefstal door middel van pincodefraude verweten.
5.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank volgt de officier van justitie en de verdediging in hun standpunt dat het onder
1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.3.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
5.3.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte had als professioneel chauffeur moeten weten dat de opdracht die betrekking had op het ophalen van de container op een onlogische manier was gegeven. Daarnaast heeft zij gecommuniceerd met [naam medeverdachte 2] over de TAR-code, terwijl deze niet werkzaam is in het transportbedrijf van [naam medeverdachte 1] . Zij had zich moeten realiseren dat het hoogst ongebruikelijk is om de TAR-code van [naam medeverdachte 2] te ontvangen. Het feit kan daarom worden bewezen verklaard.
5.3.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring is vereist dat wordt vastgesteld dat de verdachte het oogmerk van diefstal had.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte in dienst was bij [naam medeverdachte 1] . De
e-mailcorrespondentie over de opdracht is aangetroffen op de telefoon van [naam medeverdachte 1] . Niet is vastgesteld dat de verdachte daar enige bemoeienis mee heeft gehad, of dat zij bekend was met de inhoud van die correspondentie. De wijze van totstandkoming van de opdracht kan dus niet aan de verdachte worden tegengeworpen.
Wat overblijft is dat de verdachte door haar werkgever is verzocht om een container op te halen omdat hij zelf op dat moment verhinderd was. Het ophalen van containers behoorde tot haar gebruikelijke werkzaamheden als chauffeur. Omdat [naam medeverdachte 1] verhinderd was, is de communicatie deels ook via [naam medeverdachte 2] verlopen. De raadsman heeft er in dat kader nog op gewezen dat het een klein bedrijf betreft en dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] een hechte vriendschap onderhielden. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat de gang van zaken tot argwaan had moeten leiden bij de verdachte.
De rechtbank concludeert dat niet is bewezen dat de verdachte het oogmerk had om zich de container wederrechtelijk toe te eigenen.
5.3.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van het onder 2 ten laste gelegde;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan integraal vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
zij in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk ongeveer 268 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans deze cocaïne aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 268 kilogram cocaïne, in ieder geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) haar, verdachtes, mededader(s)
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via Whatsapp contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of bewerken van die container en/of die (pakketten) cocaïne, en/of
- een mailconversatie met [naam mailadres] op 4 februari 2020 voorgewend over het vervoeren van de container met het nummer [containernummer] omstreeks 10 februari 2020 vanaf de APM1 Terminal en/of
- met een vrachtwagen (Scania G420, [kentekennummer 1] ) en oplegger ( [kentekennummer 2] ) een container met containernummer [containernummer] (geladen met negen, althans één of meerdere kisten schroot), opgehaald/ (laten) ophalen bij de containerterminal APM1 Terminal en/of
- ( vervolgens) die container naar een loods aan de [naam locatie] te Roosendaal (laten) brengen en/of
- ( vervolgens) die vrachtwagen en/of container begeleid/ (laten) begeleiden en/of
- ( vervolgens) die container uitgehaald/ (laten) uithalen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf de containerterminal APM1 Terminal te Rotterdam) heeft weggenomen een container met containernummer [containernummer] (geladen met negen, althans één of meerdere kisten schroot) (met daarin/daarachter één of meerdere tas(sen) met (pakketten) cocaïne)), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pincode, die zij, verdachte en/of haar mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container (geladen met negen, althans één of meerdere kisten schroot) (met daarin/daarachter één of meerdere tas(sen) met (pakketten) cocaïne)) van de containerterminal APM1 Terminal op te halen en/of weg te voeren/te vervoeren.

Voetnoten

1.Truck Appointment Reference