In de zaak tegen de verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie personen, heeft de rechtbank Rotterdam op 3 juni 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van de (verlengde) invoer van 268 kilogram cocaïne en containerdiefstal. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de invoer en veroordeling voor de diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de container met cocaïne op 12 februari 2020 door de douane was gescand en dat de verdachte betrokken was bij het ophalen van deze container. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de cocaïne had ingevoerd, en sprak haar vrij van dit ten laste gelegde feit. Ook de beschuldiging van containerdiefstal werd verworpen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had om de container wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank concludeerde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten vrijgesproken werd.