ECLI:NL:RBROT:2021:4926
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Handhaving verzoek Vereniging Eigen Huis tegen De Nederlandsche Bank N.V. over belanghebbendheid
In deze zaak heeft de Vereniging Eigen Huis (VEH) beroep ingesteld tegen een besluit van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) waarin het bezwaar van VEH tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar handhavingsverzoek werd afgewezen. DNB had gesteld dat VEH geen belanghebbende was bij het handhavingsverzoek, omdat de belangen van haar leden niet rechtstreeks bij het besluit betrokken waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat VEH, als belangenorganisatie voor (toekomstige) eigenwoningbezitters, wel degelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de leden van VEH verweven zijn met het algemeen belang bij het voorkomen van misstanden op de woningmarkt, en dat het handhavingsverzoek van VEH moet worden gekwalificeerd als een aanvraag in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het bestreden besluit van DNB vernietigd en DNB opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van VEH. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat DNB het griffierecht aan VEH moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 22 april 2021.