ECLI:NL:RBROT:2021:4901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
C/10/617666 / JE RK 21-1145
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor wijziging van de verblijfplaats van minderjarigen in pleegzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 mei 2021, wordt toestemming verleend voor de wijziging van het verblijf van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], die onder toezicht zijn gesteld. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderen verbleven sinds 1 april 2020 bij hun pleegmoeder, maar deze heeft op 28 april 2021 aangegeven de zorg voor hen niet langer te kunnen dragen. De kinderrechter heeft eerder al een machtiging tot uithuisplaatsing verleend en nu is er een verzoek van de GI om de kinderen naar een andere pleegzorgvoorziening te verplaatsen. De moeder van de kinderen heeft haar zorgen geuit over de situatie en het belang van de kinderen om samen te blijven in een pleeggezin. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen gedurende meer dan een jaar door de pleegmoeder zijn opgevoed en dat de huidige situatie onhoudbaar is. De beslissing om de kinderen te verplaatsen is genomen in het belang van hun welzijn, met de verwachting dat er met opvoedondersteuning zal worden onderzocht hoe de moeder meer betrokken kan worden bij de opvoeding. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn gesteld voor het indienen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/617666 / JE RK 21-1145
Datum uitspraak: 11 mei 2021

Beschikking van de kinderrechter over toestemming wijziging verblijf

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.G. Hoogerwerf, te Rotterdam,

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende te [woonplaats pleegmoeder] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 29 april 2021 en de daarin genoemde stukken.
Op 11 mei 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.G. Hoogerwerf;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verbleven sinds 1 april 2020 bij de pleegmoeder.
Bij beschikking van 8 januari 2021 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 8 januari 2022.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 8 juli 2021.
Bij beschikking van 29 april 2021 heeft de kinderrechter met spoed toestemming verleend voor wijziging van het verblijf van de kinderen in een verblijf in een (andere) voorziening voor pleegzorg met ingang van 29 april 2021 voor de duur van vier weken. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een verblijf in een (andere) voorziening voor pleegzorg, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De pleegmoeder heeft op 28 april 2021 aangegeven dat zij de zorg voor de kinderen niet langer kon dragen. De kinderen verblijven momenteel samen in hetzelfde crisispleeggezin. Binnenkort zal opvoedondersteuning bij de moeder thuis worden ingezet om te bezien wat de mogelijkheden van de moeder zijn in de opvoeding en verzorging van de kinderen.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij het verzoek begrijpt, maar het een treurige situatie vindt. De moeder maakt zich veel zorgen over de huidige situatie. Het is belangrijk dat de kinderen bij elkaar in een pleeggezin blijven. Het is schadelijk voor hun ontwikkeling als zij op korte termijn weer moeten worden overgeplaatst. Dit geeft onduidelijkheid over hun perspectief. De moeder wil dat de komende periode wordt onderzocht wat haar rol kan zijn in de opvoeding en verzorging van de kinderen. Een belangrijke verandering in het leven van de moeder is dat de stiefvader is vertrokken naar Curaçao, waardoor er geen schadelijke wisselwerking tussen hen beiden meer is.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265i, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) behoeft de GI de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin.
Ingevolge het tweede lid van deze bepaling wordt de toestemming door de kinderrechter op verzoek van de GI verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gedurende ten minste één jaar door de pleegmoeder zijn opgevoed en verzorgd. De kinderen zijn vanwege een instabiele opvoedsituatie, pedagogische onmacht en emotioneel en pedagogische verwaarlozing en onveiligheid bij de pleegmoeder geplaatst. De pleegmoeder was daarvoor lange tijd gastouder voor de kinderen geweest. Sinds april 2020 verbleven de kinderen volledig bij de pleegmoeder.
De kinderen hebben hier een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Op 28 april 2021 heeft de pleegmoeder echter aangegeven dat zij de zorg voor de kinderen niet langer op zich kan nemen vanwege haar ziekte en de spanningen die zij ervaart met de moeder. De kinderen zijn toen met spoed samen in een crisispleeggezin geplaatst.
De kinderrechter is van oordeel dat de wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] toegewezen moet worden. Nu de pleegmoeder de zorg niet langer kan dragen en er nog zorgen zijn over de thuissituatie, is het noodzakelijk dat de kinderen in een ander pleeggezin worden geplaatst. De kinderrechter verwacht dat alles op alles wordt gezet om ervoor te zorgen dat de kinderen in hetzelfde pleeggezin kunnen blijven wonen voor de duur van de huidige machtiging tot uithuisplaatsing, te weten tot 8 juli 2021. Een nieuwe overplaatsing zou zeer schadelijk zijn voor de kinderen.
Positief is dat de komende periode met behulp van opvoedondersteuning onderzocht wordt hoe het bij de moeder thuis gaat en of de moeder meer kan gaan betekenen in de opvoeding en verzorging van de kinderen. De kinderrechter verzoekt de GI mee om voor een volgende zitting (indien verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht) een verslag over te leggen over de resultaten van de opvoedondersteuning.

De beslissing:

De kinderrechter:
verleent de GI toestemming tot wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar een andere voorziening voor pleegzorg;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2021 door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 28 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.