ECLI:NL:RBROT:2021:4900

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
C/10/614224 / JE RK 21-526 en C/10/617998 / JE RK 21-1224
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds 1 maart 2021 in een pleeggezin verblijft en dat er zorgen zijn over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft het ouderlijk gezag en woont in [woonplaats moeder]. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2021 zijn de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) verschenen. De kinderrechter heeft de situatie van [voornaam minderjarige] beoordeeld, waarbij is gekeken naar de zorgen over zijn veiligheid en ontwikkeling. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden, met een machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het resterende verzoek van de Raad is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/614224 / JE RK 21-526 en C/10/617998 / JE RK 21-1224
Datum uitspraak: 11 mei 2021
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. K. el Joghrafi, te Rotterdam,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 7 april 2021 en de daarin genoemde stukken,
- de briefrapportage van de GI van 3 mei 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 4 mei 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- de raadsrapportage van de Raad van 10 mei 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 11 mei 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaken met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. K. el Joghrafi;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 1 maart 2021 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 1 juni 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken.
Bij beschikking van 17 maart 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 april 2021.
Bij beschikking van 7 april 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 13 mei 2021. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken

De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden.
Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van drie maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling is ambulante spoedhulpverlening (ASH) in de thuissituatie ingezet en positief afgerond. Er zijn geen zorgen over de veiligheid van de andere kinderen thuis en de moeder volgt de adviezen goed op. Ook de samenwerking met de GI is verbeterd. Er zijn nog wel zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Hij is vlak in zijn emoties, vindt het moeilijk om aan te geven wat er in hem omgaat en heeft recent iets gestolen uit een winkel. De Raad is van mening dat [voornaam minderjarige] binnen drie maanden teruggeplaatst kan worden bij de moeder. De komende tijd moeten de bezoeken met de moeder worden uitgebreid. Ook moet onderzocht worden of bij [voornaam minderjarige] sprake is van kind-eigen problematiek en hoe de moeder daarmee om kan gaan. De draagkracht van de moeder was destijds overschreden. Ook heeft de moeder een belaste voorgeschiedenis. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer de moeder blijft ondersteunen als [voornaam minderjarige] weer thuis woont. Er vinden veel stappen tegelijk plaats, waardoor een ondertoezichtstelling voor twaalf maanden nodig is. De moeder kan hiervan profijt hebben.

De standpunten

De GI heeft ter zitting ingestemd met het verzoek van de Raad. Er is sprake van een positieve samenwerking met de moeder. Ook verlopen de bezoekafspraken tussen de moeder en [voornaam minderjarige] beter. De moeder stelt hem meer vragen en speelt met [voornaam minderjarige] . Het pleeggezin heeft zorgen geuit over het gedrag van [voornaam minderjarige] . Hij heeft drie keer iets gestolen uit een winkel en liegt daarover. Hij heeft duidelijke grenzen en regels nodig. De komende periode worden de bezoeken structureel uitgebreid. Op 17 mei 2021 zal ASH starten en bij de bezoeken aanwezig zijn. Vervolgens zou video-interactiebegeleiding (VIB) kunnen worden ingezet. Daarnaast wil de GI een persoonlijkheidsonderzoek (PO) afnemen bij [voornaam minderjarige] .
De moeder is het eens met de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden, maar verzoekt om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur van zes maanden te verlenen. De moeder is blij dat [voornaam minderjarige] ook gedragsproblemen vertoont in het pleeggezin, omdat dit duidelijk maakt dat de problemen niet alleen aan de moeder liggen. Ook is duidelijk geworden dat [voornaam minderjarige] verschillende verhalen vertelt die niet juist blijken te zijn. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] wordt onderzocht. De moeder wil dat de komende maanden de bezoeken worden uitgebreid, ASH wordt ingezet en dat [voornaam minderjarige] in de zomervakantie thuis geplaatst kan worden, zodat hij in september 2021 op zijn eigen school kan starten. De moeder wil in september 2021 weer beginnen met haar studie en wil daarom de ondertoezichtstelling binnen zes maanden afronden.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW).
Op dit moment wordt [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Vanwege ernstige zorgen over zijn veiligheid verblijft [voornaam minderjarige] sinds 1 maart 2021 in een pleeggezin. Gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling is het onvoldoende gelukt om zicht te krijgen op wat er daadwerkelijk is voorgevallen tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . De moeder ontkent dat zij meermaals fysiek agressief is geweest. Maar tot op heden is [voornaam minderjarige] nog steeds bang om naar huis te gaan uit angst voor de moeder. [voornaam minderjarige] en de moeder lijken het vertrouwen in elkaar verloren te zijn. Daarnaast zijn er zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Hij heeft vlakke emoties, kan in zichzelf gekeerd zijn, trekt verhalen uit hun verband en heeft een trage verwerkingssnelheid. Ook heeft hij recent meerdere keren gestolen in winkels en daarover gelogen.
Positief is dat de laatste bezoeken tussen [voornaam minderjarige] en de moeder beter zijn verlopen. De komende periode wordt ASH en eventueel VIB ingezet tijdens de bezoeken en worden de bezoeken geleidelijk uitgebreid met het doel om [voornaam minderjarige] binnen drie maanden thuis te plaatsen bij de moeder. Daarnaast is het belangrijk dat door middel van een PO wordt onderzocht waar het gedrag van [voornaam minderjarige] vandaan komt. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlenen voor de duur van drie maanden.
Hoewel de moeder bereid is en goed samenwerkt met de GI, is de kinderrechter van oordeel dat gelet op de kwetsbare situatie de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is in het belang van [voornaam minderjarige] . De jeugdbeschermer kan de terugplaatsing van [voornaam minderjarige] begeleiden en de moeder ondersteunen als [voornaam minderjarige] weer thuis woont. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Nu de kinderrechter heeft beslist op het definitieve verzoek van de Raad tot een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, hoeft niet meer beslist te worden op het resterende verzoek van de Raad tot een machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 juni 2021. De kinderrechter zal het resterende verzoek afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 11 mei 2021 tot 11 mei 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 11 mei 2021 tot 11 augustus 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2021 door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 28 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.