ECLI:NL:RBROT:2021:4858

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
C/10/616962 / FA RK 21-3014
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene met een psychische stoornis. De officier van justitie verzocht om deze voortzetting, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De betrokkene, die thans verblijft in het Erasmus Medisch Centrum, vertoonde manisch psychotisch gedrag en had eerder verbaal agressief gedrag vertoond. Tijdens de mondelinge behandeling, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, werd de betrokkene bijgestaan door haar advocaat, mr. L.C. Baars.

De rechtbank oordeelde dat de situatie van de betrokkene zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden toegestaan, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank achtte de voorgestelde zorg evenredig en effectief, ondanks het verzet van de betrokkene tegen de zorg. De machtiging heeft een geldigheidsduur van drie weken en kan worden verlengd indien nodig.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 3 mei 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/616962 / FA RK 21-3014
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 21 april 2021 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Erasmus Medisch Centrum, locatie Dr. Molewaterplein te Rotterdam,
advocaat mr. L.C. Baars te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 april 2021, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 16 april 2021 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 16 april 2021;
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, van 16 april 2021;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz; en
  • de relevante politiegegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 april 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam arts] , arts, en [naam psychiater 2] , psychiater, beiden verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Namens betrokkene bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek omdat er geen sprake is van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De advocaat stelt zich tevens op het standpunt dat er ambulante zorg op vrijwillige basis kan worden verleend.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Betrokkene is opgenomen met een manisch psychotisch toestandsbeeld. Betrokkene heeft religieuze- en grootheidswanen. Voorafgaand aan de opname was betrokkene verbaal agressief naar haar familie. Zo heeft zij gezegd dat ze zullen branden in de hel. Betrokkene putte zichzelf uit door niet meer te slapen. Betrokkene vertoonde suïcidaal en onvoorspelbaar gedrag; ze stelde een mes op haar keel te zetten. Verder viel betrokkene anderen lastig via sociale media. Zo heeft ze driehonderd berichten aan een kennis gestuurd.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de arts dat het inmiddels beter gaat met betrokkene vanwege de rust en structuur op de afdeling. Tijdens de opname heeft betrokkene nog sturing nodig. Betrokkene meent dat de behandelaars voodoo en zwarte magie op haar afroepen. Verder verklaart de arts dat betrokkene het afgelopen weekend meermaals naakt over de gang heeft gelopen waarbij ze moeilijk aan te sturen was in contact, waarna zij ook tijdelijk gesepareerd is geweest. Gisteren is betrokkene voor het eerst een gehele dag op de afdeling geweest, echter heeft zij vannacht nog in de separeer geslapen. De arts acht psychotische decompensatie voorzienbaar wanneer betrokkene met ontslag zal gaan. De psychiater verklaart dat er sprake is van een pril herstel. Het toestandsbeeld van betrokkene is nog te fragiel om zorg op vrijwillige basis te verlenen, aldus de psychiater. Een langere opname is daarom noodzakelijk.
2.2.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire-I-stoornis dan wel een schizofrenieforme ontwikkeling.
2.3.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, gedurende de opname;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, inhoudend dat betrokkene behandelcontact in de ambulante situatie toelaat en behandelafspraken nakomt; en
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.5.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Betrokkene heeft meermaals aangegeven geen hulp te willen. Voorafgaand aan haar opname deed zij haar deur niet open. Betrokkene heeft geen ziektebesef. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart betrokkene niet ziek te zijn, geen medicatie te willen en niet opgenomen te willen worden. De psychiater verklaart dat betrokkene medicatie, urineonderzoek en verdere diagnostiek weigert. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 mei 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 21 april 2021 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 3 mei 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.