ECLI:NL:RBROT:2021:4789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
10/996781-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van financiering van terrorisme wegens onvoldoende bewijs van betalingen

In de zaak tegen de verdachte, die wordt verdacht van financiering van terrorisme, heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor het overmaken van geldbedragen aan een terroristische organisatie. De officieren van justitie, mrs. A.M. Dingley en E. Vermaseren, eisten een gevangenisstraf van 116 dagen, waarvan 94 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van drie jaar. Tijdens de zittingen op 17 en 18 mei 2021 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de ten laste gelegde betalingen had verricht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de financiering van terrorisme. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlasteleggingen. De rechtbank hefte ook het bevel tot voorlopige hechtenis op, dat eerder was geschorst. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/996781-18
Datum uitspraak: 1 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] , [adres verdachte] ,
raadsman mr. B.W.J. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 17 en 18 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 17 mei 2021 overeenkomstig de vordering van de officieren van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. A.M. Dingley en E. Vermaseren hebben gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, voor zover het betreft de ten laste gelegde bedragen ad USD 100,-, USD 500,- (op 2 oktober 2017), USD 500,- (op 5 juli 2018) en USD 400,-;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, voor zover het betreft het ten laste gelegde bedrag ad USD 150,-;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 116 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 94 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

4..Vrijspraken

Standpunt van het openbaar ministerie
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde bedragen ad USD 100,-, USD 500,- (op 2 oktober 2017), USD 500,- (op 5 juli 2018) en USD 400,-, aangezien ten aanzien van deze bedragen onvoldoende bewijs is dat zij bestemd waren voor [naam terroristische organisatie] . Dit is anders ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bedrag ad USD 150,-. De opdracht die de verdachte gaf tot het overmaken van dit geldbedrag, geldt als een betaling aan [naam terroristische organisatie] dan wel aan personen die zijn aangesloten bij [naam terroristische organisatie] , waarvan de verdachte wist dat het een terroristische organisatie is en kwalificeert zich dan ook als terrorismefinanciering en overtreding van de Sanctiewet.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank geldt voor alle onder feit 1 en 2 ten laste gelegde geldbedragen dat onvoldoende is vast komen te staan dat deze betalingen überhaupt zijn verricht.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. Ch. Vogtschmidt en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
september 2017 tot en met 1 februari 2019 te Amsterdam en/of elders in
Nederland en/of Somalië en/of Kenia, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, (telkens)
een ander opzettelijk middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft dan wel
opzettelijk voorwerpen heeft/hebben verzameld, heeft/hebben verworven en/of
voorhanden heeft/hebben gehad en/of aan (een) ander(en) heeft/hebben
verschaft, die geheel of
gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke steun te
verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter
voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten:
- deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
terroristische misdrijven (art. 140a Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.157
en/of 176a jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke
voorbereiding van en/of bevordering tot het in artikel 157 van het Wetboek
van Strafrecht omschreven misdrijf (zoals bedoeld in artikel 176b jo 96 lid 2
Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.288a
en/of 289 jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding
van en/of bevordering tot de in artikelen 288a en/of 289 van het Wetboek van
Strafrecht omschreven misdrijven (zoals bedoeld in artikel 289a jo 96 lid 2
Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) alstoen aldaar
één of meerdere geldbedrag(en), te weten:
- 100 US-dollar (op 23 november 2017) en/of
- 150 US-dollar (op 23 november 2017) en/of
- 500 US-dollar (op 2 oktober 2017) en/of
- 500 US-dollar (op 5 juli 2018) en/of
- 400 US-dollar (op 8 januari 2019)
althans één of meerdere geldbedrag(en), (via een money transfer) aan een
tussenpersoon in Somalië en/of Kenia, verzonden en/of doen toekomen en/of
naar Somalië en/of Kenia verzonden,
terwijl dit geldbedrag bestemd was om geldelijke steun te verlenen aan de
gewapende Jihadstrijd en/of (een) strijder(s) van die gewapende Jihadstrijd
in Somalië, in welke strijd terroristische misdrijven worden/werden
gepleegd,
te weten ten behoeve van [naam persoon 1] en/of [naam persoon 2]
en/of [naam persoon 3] en/of de terroristische strijdgroep [naam terroristische organisatie] , dan
wel een strijdgroep die hieraan is gelieerd, althans een gewapende
Jihadistische strijdgroep, welke strijder(s) en/of
strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk had(den)/heeft/hebben het plegen
van terroristische misdrijven, dan wel een strijdgroep die hieraan is
gelieerd, althans een gewapende Jihadistische strijdgroep, welke strijder(s)
en/of strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk had(den)/heeft/hebben het
plegen van terroristische misdrijven,
en/of aldus diende om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan de
gewapende strijd in Somalië, in elk geval om geldelijke steun
en/of middelen te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of
een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch
misdrijf dan wel een van de hiervoor specifiek genoemde misdrijven;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 oktober
2017 tot en met 1 februari 2019 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of
Somalië en/of Kenia, tezamen en in vereniging, met (een) ander(en), althans
alleen, (telkens)
opzettelijk
in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 1a van de Sanctieregeling
Somalië 2003 juncto artikel 2 en/of 8 van Verordening (EG) nr.
356/2010 van de Raad van de Europese unie van 26 mei 2010
heeft gehandeld door:
aan of ten behoeve van [naam terroristische organisatie] in Somalië, zijnde (een)
(rechts)perso(o)n(en), groep(en) of entiteit(en) als bedoeld in de bij
Verordening nr. 356/2010 (EU) behorende lijst(en) en/of als bedoeld in de
lijst, vastgesteld door het Comité, bedoeld in paragraaf 6 van resolutie 1267
van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,
direct of indirect tegoeden en/of economische middelen ter beschikking te
stellen (waardoor voornoemde groep(en) of entiteit(en) tegoeden, goederen of
diensten kunnen verwerven) en/of bewust en opzettelijk deel te nemen aan
activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de bepalingen van artikel 2
en/of 8 van Verordening (EG) nr. 356/2010 te omzeilen, doordat hij voor en/of
aan en/of ten behoeve van [naam terroristische organisatie] in Somalië,
direct of indirect één of meerdere geldbedrag(en), te weten:
- 500 US-dollar (op 2 oktober 2017) en/of
- 100 US-dollar (op 23 november 2017) en/of
- 150 US-dollar (op 23 november 2017) en/of
- 500 US-dollar (op 5 juli 2018) en/of
- 400 US-dollar (op 8 januari 2019)
(via een money transfer) ter beschikking heeft/hebben gesteld
en/of
op andere wijze (in)direct tegoeden en/of financiële activa en/of
economische middelen ter beschikking heeft/hebben gesteld aan [naam terroristische organisatie] .