ECLI:NL:RBROT:2021:4788
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van kredietovereenkomst wegens niet nageleefde kredietwaardigheidstoets
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een verstekprocedure tussen Kedin Consumenten Financieringen B.V. en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. Kedin had de gedaagde gedagvaard en vorderde betaling van een bedrag van € 113,85, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De gedaagde is niet verschenen en heeft geen gebruik gemaakt van het recht van zuivering van het verstek.
De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of de vordering aan de wettelijke maatstaven voldoet, met bijzondere aandacht voor de consumentenbeschermende bepalingen die van toepassing zijn op kredietovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen na 31 december 2016, waardoor de bepalingen van titel 7:2A BW van toepassing zijn. Kedin heeft echter geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij de kredietwaardigheid van de gedaagde heeft getoetst, zoals vereist door artikel 4:34 lid 1 Wft.
Aangezien de kredietwaardigheidstoets niet is nageleefd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 1 BW nietig is. Dit betekent dat de vordering van Kedin niet kan worden toegewezen op basis van de kredietovereenkomst. Desondanks heeft Kedin een geldbedrag aan de gedaagde verstrekt, wat zonder rechtsgrond is gebeurd. De gedaagde is daarom op grond van artikel 6:203 BW verplicht om het bedrag van € 113,85 terug te betalen.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag en in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 231,09 aan verschotten en € 37,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde is afgewezen.