ECLI:NL:RBROT:2021:4768
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs wegens rijden onder invloed van lachgas
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen vanwege het rijden onder invloed van lachgas. Het primaire besluit van het CBR, dat op 18 december 2019 was genomen, verklaarde het rijbewijs van de eiser ongeldig vanaf 25 december 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 25 februari 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 29 juni 2019 was aangehouden en dat hij tijdens het besturen van een auto een ballon in zijn mond had. Hij negeerde een stopteken en botste tegen een andere auto. De politie meldde aan het CBR dat eiser vermoedelijk niet meer geschikt was om een motorrijtuig te besturen. Eiser onderging een medisch onderzoek, waaruit bleek dat hij in het verleden lachgas had gebruikt, maar hij ontkende onder invloed te zijn geweest tijdens het rijden.
De rechtbank oordeelde dat de rapporteurs, die eiser hadden onderzocht, tot de conclusie waren gekomen dat er sprake was van lachgasmisbruik. Eiser kon niet aantonen dat het verslag van bevindingen onjuist was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.