ECLI:NL:RBROT:2021:4765

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
C/10/615178 / JE RK 21-677
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds 16 oktober 2017 onder toezicht staan en uit huis zijn geplaatst vanwege ernstige zorgen over de opvoedingssituatie bij de ouders, die te maken hebben met verslavingsproblematiek en agressie-regulatieproblemen.

Tijdens de zitting is gebleken dat de kinderen goed gedijen in hun huidige pleeggezin, waar zij stabiliteit en structuur ervaren. De ouders zijn niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om het gezag van de ouders te beëindigen en de GI als voogd aan te stellen. De ouders blijven echter betrokken bij de kinderen en hebben recht op informatie over hun ontwikkeling.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 25 mei 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/615178 / JE RK 21-677
datum uitspraak: 4 mei 2021

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2014 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam pleegmoeder],

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [wwonplaats pleegmoeder],

[naam pleegvader],

hierna te noemen de pleegvader, wonende te [woonplaats pleegvader],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 17 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 18 maart 2021.

Op 4 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de pleegouders,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1],
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3].
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een perspectiefbiedend pleeggezin.
Bij beschikking van de kinderrechter van 16 oktober 2017 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] uitgesproken. Tevens zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] sinds 16 oktober 2017 met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Deze maatregelen duren nog steeds voort.
De GI heeft zich bij brief van 9 maart 2021 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoekDe Raad verzoekt het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind 1] en [naam kind 2] te benoemen.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe.
Vanwege ernstig huiselijk geweld in de thuissituatie bij de ouders zijn de kinderen in het huidige pleeggezin (te weten bij de grootouders moederszijde) geplaatst. [naam kind 1] en [naam kind 2] doen het goed bij de pleegouders en de pleegouders verdienen een groot compliment. De ouders hebben hun leven niet op orde gekregen, waardoor zij op afstand zijn komen te staan. De ouders zijn onbetrouwbaar en zij kunnen de zorg van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet op zich nemen. De Raad verzoekt dan ook het gezag van de ouders te beëindigen en de GI te benoemen tot voogdes over [naam kind 1] en [naam kind 2]. De moeder is het eens met dit verzoek. De vader ziet daarentegen liever dat [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de grootouders van vaderszijde worden geplaatst, maar de Raad ziet dit niet in. In de komende periode dient te worden bezien hoe de omgang tussen de ouders en de kinderen kan worden uitgebreid. Ook dient te worden bezien hoe er moet worden omgegaan met de situatie waarin de moeder beperkt contact kan hebben met de grootouders van moederszijde, doordat zij ook beperkt contact kan hebben met de kinderen. Tot slot dient [naam kind 1] te worden ingelicht over haar biologische vader.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt ter zitting het verzoek van de Raad en voegt daaraan het volgende toe.
De ouders houden zich niet aan de afspraken. Er komen steeds vaker meldingen van Veilig Thuis voor de moeder. Ondanks dat de moeder een lange tijd clean is geweest, is zij op 28 maart 2021 in een pand aangetroffen onder invloed van drugs. Daarnaast komt de vader niet opdagen bij afspraken met betrekking tot de omgang met de kinderen. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid, maar de pleegouders hebben tot op heden niet kunnen uitspreken dat de kinderen bij hen mogen opgroeien. Verder stelt Pleegzorg een ‘picture boekje’ samen met betrekking tot de biologische vader van [naam kind 1]. Er zal een afspraak worden gemaakt om dit met de moeder te bespreken.

Het standpunt van de pleegouders

De pleegouders voeren geen verweer tegen het verzoek van de Raad.
De pleegmoeder brengt ter zitting naar voren dat [naam kind 1] en [naam kind 2] sinds 16 oktober 2017 bij de pleegouders verblijven. Op dit moment gaat het heel goed gaat met [naam kind 1] en [naam kind 2]. Zij zijn gelukkig, zij hebben een eigen sociaal netwerk en zij doen het goed op school. Er is echter wel sprake van een rommelige situatie. De kinderen komen wisselend positief terug van de bezoeken met de ouders. De pleegouders hebben in het belang van de kinderen contact met de vader. De pleegouders staan achter het belasten van de GI met de voogdij over de kinderen. Tot slot is [naam kind 1] er inmiddels van op de hoogte wie haar biologische vader is.
De pleegvader geeft ter zitting aan dat de pleegouders alles opzij hebben gezet, zodat zij in het belang van de kinderen contact kunnen hebben met de vader.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Bij de moeder is sprake van verslavingsproblematiek. Ondanks dat de moeder een periode clean is geweest, is zij op 28 maart 2021 aangetroffen onder invloed van drugs. Daarbij beschikt de moeder tot op heden niet over een eigen woning en is zij onbereikbaar voor de hulpverlening. Bij de vader is sprake van agressie-regulatieproblematiek en ook hij beschikt niet over een eigen woning. Daarnaast is er bij de ouders al jaren sprake van beperkte draagkracht, mede waardoor [naam kind 1] en [naam kind 2] uit huis zijn geplaatst.
Sinds 16 oktober 2017 verblijven [naam kind 1] en [naam kind 2] in het huidige perspectiefbiedende pleeggezin. Hier ontwikkelen zij zich goed. Zij hebben zichtbaar baat bij de rust, duidelijkheid en structuur die hen hier geboden wordt. De pleegouders verdienen alle lof voor de wijze waarop zij [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben opgevangen en aan hen een thuis bieden. [naam kind 1] en [naam kind 2] doen het goed op school en zij hebben een eigen sociaal netwerk. De pleegouders onderhouden samen met de hulpverlening en de GI de contacten en de omgang tussen de ouders en [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ouders blijven echter onbetrouwbaar. Daarbij blijft met name de vader onvoorspelbaar in zijn gedrag en uitspraken over de toekomst van de kinderen. Hierdoor ervaren [naam kind 1] en [naam kind 2] tot op heden onduidelijkheid omtrent hun perspectief.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [naam kind 1] en [naam kind 2], om in onzekerheid te verkeren over hun perspectief, inmiddels is verstreken. De ouders zijn niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] en [naam kind 2] binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] aanvaardbaar te achten termijn weer te dragen.
Nu er niet meer wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2], zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer de geëigende maatregelen. Het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] is gelegen bij de pleegouders. Om de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van [naam kind 1] en [naam kind 2] te waarborgen en om alle betrokkenen duidelijkheid te bieden omtrent het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2], is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is om het gezag van de ouders te beëindigen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [naam kind 1] en [naam kind 2] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd(es) over hen te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Hoewel de pleegouders in staat zijn om de praktische zaken voor [naam kind 1] en [naam kind 2] te regelen en het contact tussen de pleegouders en de ouders in het belang van de kinderen redelijk positief verloopt, is het wenselijk dat de GI als neutrale derde betrokken blijft. De GI kan vanuit haar neutrale positie het beste de belangen van [naam kind 1] en [naam kind 2] behartigen. De GI heeft zich bij brief van 9 maart 2021 bereid verklaard de voogdij over [naam kind 1] en [naam kind 2] op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de beëindiging van het gezag van de ouders niet betekent dat de band tussen de ouders en [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt verbroken of dat de ouders geen rol van betekenis meer hebben in het leven van [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ouders zullen altijd de ouders van [naam kind 1] en [naam kind 2] blijven en het is wenselijk om de ouders te begeleiden in hun rol als ouder op afstand. Het is daarbij belangrijk dat de omgang tussen de ouders en [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt gecontinueerd. Tevens blijven de ouders recht houden op informatie over de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2].
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de ouder van wie het gezag is beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat de ouder het bewind voerden over het vermogen van [naam kind 1] en [naam kind 2].

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder], geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] en [naam vader], geboren op [geboortedatum vader] te [geboorteplaats vader] (Venezuela) over [naam kind 1] en [naam kind 2];
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarigen de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
veroordeelt de ouders aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind 1] en [naam kind 2] te doen;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.G.L. van der Linden als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.