ECLI:NL:RBROT:2021:4764

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
C/10/615627 / JE RK 21-753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over opvoedomgeving en rouwverwerking

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die zich zorgen maakte over de ontwikkeling van [naam kind] na het overlijden van haar vader in 2018. De moeder van [naam kind] oefent het ouderlijk gezag uit en [naam kind] woont bij haar. Tijdens de zitting zijn zowel [naam kind] als de moeder gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen waren over [naam kind], waaronder schoolverzuim en een gebrek aan communicatie tussen haar en de moeder. Echter, er zijn ook positieve ontwikkelingen zichtbaar, zoals de terugkeer naar school en verbeterde communicatie. Ondanks deze positieve signalen zijn de zorgen nog niet volledig weggenomen, vooral met betrekking tot de emotieregulatie van [naam kind] en haar rouwverwerking. De kinderrechter oordeelt dat de zorgen niet ernstig genoeg zijn om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen, vooral omdat [naam kind] en de moeder op een wachtlijst staan voor Multi Systeem Therapie (MST) en de moeder bereid is om hulp te accepteren.

De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad om [naam kind] onder toezicht te stellen afgewezen, omdat niet is voldaan aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/615627 / JE RK 21-753
datum uitspraak: 4 mei 2021

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2004 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 24 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 24 maart 2021;
- de brief van [naam kind] , ingekomen bij de griffie op 23 april 2021.
Op 4 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI, [naam 2]
en [naam 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de periode tot aan haar meerderjarigheid.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. Er is sprake van zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] . De vader is in 2018 overleden en er zijn zorgen over het proces van rouwverwerking van [naam kind] . Daarnaast is er sprake van een ingewikkelde klik tussen [naam kind] en de moeder. [naam kind] vertoont zelfbepalend gedrag en zij onttrekt zich aan het gezag van de moeder. Ook heeft [naam kind] een periode niet of weinig thuis gewoond. Hoewel [naam kind] haar studie heeft verwaarloosd, gaat dit nu beter. Zowel [naam kind] als de moeder vinden dat de problemen meevallen en dat hulpverlening niet nodig is. Hulpverlening in het vrijwillig kader is tot op heden onvoldoende van de grond gekomen. De Raad acht hulpverlening echter noodzakelijk en verzoekt daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot aan haar meerderjarigheid. Tot slot is de Raad blij ter zitting te horen dat er een positieve lijn is ingezet. Op dit moment staan [naam kind] en de moeder op de wachtlijst voor Multi Systeem Therapie (MST). [naam kind] en de moeder zijn echter niet eensgezind. Verder is het van belang dat [naam kind] met iemand kan praten over het overlijden van de vader.

Het standpunt van de GI

De GI deelt ter zitting de zorgen van de Raad omtrent de ontwikkeling en veiligheid van [naam kind] . Sinds het overlijden van de vader is er sprake van een stagnatie in het gedrag van [naam kind] . De GI is in het drangkader betrokken bij de moeder en [naam kind] . Het contact met de moeder verloopt positief en zij staat open voor hulpverlening. Daarentegen is er sprake van weinig contact met [naam kind] . In de komende periode wil de GI werken aan vier doelen: 1) het monitoren van het schoolverzuim van [naam kind] , 2) het op een constructieve en positieve manier laten verlopen van de communicatie tussen [naam kind] en de moeder, 3) het laten aansluiten van de moeder bij de ontwikkelingsbehoeften van [naam kind] en 4) het accepteren van het gezag van de moeder door [naam kind] . [naam kind] en de moeder zijn aangemeld voor MST. Door middel van de gesprekken die in het kader van MST zullen worden gevoerd, zal tevens de oorzaak van het gedrag van [naam kind] kunnen worden achterhaald. Het is daarnaast van belang dat [naam kind] toekomt aan haar rouwverwerking. Tot slot heeft de nieuwe vriend van [naam kind] een positieve invloed op haar.

Het standpunt van de moeder

De moeder voert ter zitting verweer tegen het verzoek van de Raad. Sinds de inzet van Ambulante Spoedhulp (ASH) in de thuissituatie is er een positieve ontwikkeling zichtbaar bij [naam kind] . [naam kind] is overgegaan naar het volgend leerjaar en de relatie tussen [naam kind] en de moeder is verbeterd. [naam kind] praat meer, zij houdt zich aan de afspraken en zij slaapt thuis. De moeder heeft geleerd om [naam kind] positief te benaderen. Verder heeft de moeder in februari 2021 zelf MST aangevraagd, omdat zij graag professionele begeleiding wil om de laatste punten aan te pakken. Bij [naam kind] is nog sprake van woede-uitbarstingen en boosheid. Zij heeft dan ook begeleiding nodig voor haar gedrag. Ook is het goed als [naam kind] wordt geholpen met haar rouwverwerking. Hoewel [naam kind] aangeeft niet mee te willen werken aan MST, gaat de moeder haar best doen om [naam kind] hiervoor te motiveren. Een gedwongen kader is hiervoor echter niet noodzakelijk.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat er zorgen bestonden om [naam kind] . Deze zorgen waren gelegen in de opvoedomgeving. [naam kind] vertoonde zelfbepalend gedrag en zij accepteerde geen gezag van de moeder. Bij [naam kind] was sprake van fors schoolverzuim en de moeder had geen zicht op waar [naam kind] verbleef als zij niet thuis sliep. De moeder kon [naam kind] onvoldoende begrenzen en [naam kind] en de moeder waren onvoldoende in staat om op constructieve en positieve wijze met elkaar te communiceren.
Op dit moment is er echter een positieve ontwikkeling zichtbaar. [naam kind] gaat naar school en zij is overgegaan naar het volgend leerjaar. Ook houdt zij zich aan de afspraken en praat zij meer met de moeder. Daarbij is de moeder in staat [naam kind] op een positieve manier te benaderen. Ondanks deze positieve ontwikkeling, zijn de zorgen om [naam kind] nog niet geheel weggenomen. [naam kind] heeft vooralsnog moeite met haar emotieregulatie en zij is tot op heden onvoldoende toegekomen aan haar proces van rouwverwerking met betrekking tot het overlijden van de vader.
Hoewel de kinderrechter voornoemde zorgen deelt, acht de kinderrechter deze zorgen echter onvoldoende om te kunnen spreken van een zodanige ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Bovendien staan [naam kind] en de moeder inmiddels op een wachtlijst voor MST en is de moeder bereid deze hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren en te continueren. Daar komt bij dat de kinderrechter verwacht dat het gedwongen karakter van de ondertoezichtstelling een averechts effect zal hebben op de motivatie van [naam kind] om medewerking te verlenen aan de hulpverlening. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat er onvoldoende grond is voor toewijzing van het verzoek. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad dan ook afwijzen.
Uit voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad om [naam kind] onder toezicht te stellen afwijzen.

De beslissingDe kinderrechter:

wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.G.L. van der Linden als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.