Op 8 januari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van twee kinderen, hierna te noemen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen verblijven momenteel bij hun grootmoeder, terwijl hun moeder het ouderlijk gezag uitoefent. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de kinderen al geruime tijd bij de grootmoeder verblijven en er zorgen zijn over de opvoedingssituatie bij de vader. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, vader, pleegmoeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen in het verleden een traumatische ervaring hebben meegemaakt en dat de grootmoeder een geschikte opvoedomgeving biedt. De vader heeft aangegeven voor zijn kinderen te willen zorgen, maar er zijn twijfels over zijn opvoedvaardigheden. De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad, maar er zijn zorgen over de voortgang van de hulpverlening aan de vader. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om te onderzoeken of een plaatsing bij de vader mogelijk is, maar dat dit nog onvoldoende is gebeurd.
De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van drie maanden, tot 10 april 2021. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor die datum te rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en zal schriftelijk worden uitgewerkt. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.