ECLI:NL:RBROT:2021:4712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
KTN-8631324_29052021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht voordat non-conformiteit kan worden vastgesteld in een geschil over de levering van een gietvloer en parketvloer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [bedrijf A] en [persoon B] over de levering en aanleg van een gietvloer en parketvloer. [bedrijf A] heeft op 27 september 2018 een offerte uitgebracht voor de werkzaamheden, maar na oplevering heeft [persoon B] klachten geuit over de kwaliteit van de geleverde vloeren. [persoon B] stelt dat de gietvloer niet goed is aangebracht, dat er gebreken zijn en dat de vloer niet geschikt is voor zijn gezinssituatie. [bedrijf A] heeft geprobeerd de klachten op te lossen, maar [persoon B] heeft het restant van de factuur niet betaald en vordert in reconventie ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. De kantonrechter heeft in zijn vonnis op 15 april 2021 bepaald dat [persoon B] bewijs moet leveren van zijn stellingen over de non-conformiteit van de geleverde vloeren. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beoordeling. De rechter heeft partijen erop gewezen dat zij getuigen kunnen oproepen en dat zij tijdig moeten aangeven wie zij willen horen. De zaak wordt op 20 mei 2021 opnieuw behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8631324 CV EXPL 20-3207
uitspraak: 15 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[bedrijf A]
,
gevestigd te [vestigingsplaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Armaere Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1..[persoon B] ,

2. [persoon C] ,
beiden wonende te [plaats D] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. T. Schroots.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [bedrijf A] ’ en ‘ [persoon B] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 1 juli 2020;
de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie;
de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie;
de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie;
de conclusie van dupliek in reconventie;
de overgelegde producties.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[bedrijf A] heeft op 27 september 2018 een (gewijzigde) offerte uitgebracht aan [persoon B] voor het leveren en leggen van een gietvloer en een eikenhoutenvloer voor een totaalbedrag van € 27.577,- In de offerte staat verder:
Houtenvloer
85 m2 Eiken Rustiek visgraat Semi-Tapis 22 x 120 x 600 mm met band. Direct verlijmd op bestaande basisvloer mits mogelijk (voldoende sterk, stabiel en vlak). Het geheel schuren, stoppen en afwerken met olie (S1-29)
Kosten á € 145,00 per m2 € 12.325,00
Gietvloer
177 m2 Saens Gegoten gietvloer | RAL 7030. Saens gegoten is een naadloze minerale vloerafwerking op basis van cementgebonden producten. Diamant: Hoogwaardige kwaliteit, en wordt in meerdere lagen verwerkt op een vlakke cement dekvloer. De afwerking is een uitvloeiing met lichte hoogteverschillen en vooraf is niet exact de uitstraling te bepalen.
Kosten á € 76,00 per m2 € 13.452,00
Stelpost

Schuren en afwerken van de bestaande Eiken trap en stootborden in de kleur van de vloer.
€ 1.800,00
Opmerkingen:
[…]
De betaling geschiedt 35% bij opdracht, 35% bij aanvang en 30% bij oplevering.
[…]
De oppervlakte dient geheel ontruimd en vlak te zijn. De vloer mag een maximale afwijking vertonen van 3 mm onder een rei van 2 meter.
Voor het leggen van houten vloeren op vloer verwarming gaan wij ervan uit dat u op de hoogte bent van de richtlijnen hiervoor
Door onze strakke werkwijze is het mogelijk dat plinten en/of muren licht beschadigen, graag deze na onze werkzaamheden afwerken.
[…]
De ideale relatieve luchtvochtigheid in huis ligt tussen 50% - 70%. Bij een te droge lucht adviseren wij een luchtbevochtiger. Een juiste relatieve luchtvochtigheid is namelijk belangrijk voor de vloer maar vooral ook voor uw gezondheid.”
2.3
Op de offerte zijn de CBW-algemene voorwaarden (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing. In artikel 7 lid 4 staat:
“De ondernemer wijst de afnemer voorts op:
  • onjuistheid in de opdracht of opgedragen werkzaamheden, waaronder het werken op een ondeugdelijke ondergrond;
  • gebreken en ongeschiktheid van zaken, waaronder materialen of hulpmiddelen, die door de consument ter beschikking zijn gesteld; […]”
2.4
[persoon B] heeft aan [bedrijf A] de eerste termijnbetaling van € 8.527,75 en de tweede termijnbetaling van € 9.651,95 voldaan.
2.5
[bedrijf A] heeft aan [persoon B] op 31 december 2018 de laatste factuur gestuurd ter hoogte van € 6.550,15. Op 15 maart 2019 heeft [bedrijf A] de stelpost van de factuur ter hoogte van € 1.800,- aan [persoon B] gefactureerd.
2.6
Bij e-mailbericht van 19 maart 2019 heeft [persoon B] aan [bedrijf A] kenbaar gemaakt dat hij niet tevreden was over de uitgevoerde werkzaamheden. In zijn e-mailbericht schrijft [persoon B] onder andere het volgende:
“Zoals beloofd zouden wij nog terugkomen op de oplevering. Om heel eerlijk te zijn, we zijn echt ontevreden. Ik zal hieronder puntsgewijs de zaken opsommen:
  • De gietvloer is slordig afgewerkt. Ligt nog steeds vol met putjes en soort van zwart zand. Tevens is de vloer heel zacht en vallen inmiddels allerlei stukjes uit;
  • De afwerking van de trap als oplossing van het feit dat jullie niet door gegoten hebben tot aan 1e trede is nu heel goedkoop opgelost met een latje en onacceptabel voor ons;
  • Bij het lakken van de trappen is op alle muren spetters gemaakt met de olie en hebben we alle muren opnieuw moeten laten verven.
Dit resultaat heeft ertoe besloten om het restantbedrag niet te betalen totdat bovenstaande zaken op een nette manier worden opgelost.
2.7
[bedrijf A] heeft op 28 maart 2019 gereageerd op de klachten van [persoon B] . In haar e-mailbericht staat verder:
“Excuses dat ik nu pas reageer maar wilde gelijk even datums kortsluiten met de heren van de gietvloer en hun leverancier in verband met de genoemde klacht over het loslaten van de vloer.
Dit willen wij door de leverancier van het materiaal laten beoordelen want dit zou niet moeten kunnen.
Zouden wij vrijdag 12 april rond 14.00 uur hiervoor een afspraak kunnen maken?
2.8
Bij e-mailbericht van 13 april 2019 deelt [bedrijf A] haar bevindingen van de inspectie in de woning van [persoon B] . In haar e-mailbericht staat:
“Naar aanleiding van ons bezoek van gisteren hierbij wat er is besproken met [persoon E] (gietvloeren man), de leverancier van het materiaal van de gietvloer en [persoon F] (verkoper van uw vloeren van ’ [bedrijf A] ):
  • “Wat betreft het “aanhelen” van de gietvloer naar de trappen toe, zullen wij een bedrijf benaderen die dit gaat oplossen voor u. U hoort dit zsm van ons uiteraard zullen deze kosten voor ons zijn.
  • De olie spetters op de wand bij de trap zullen wij vergoeden zoals al eerder vermeld, en zullen wij deze kosten op ons nemen, dus van de door u aangeleverde factuur zullen wij de bovenste kostenpost voor onze rekening nemen. Zoals gisteren heel duidelijk naar voren kwam is het herstel van vensterbanken en lekstrepen niet onze verantwoording. […] Uit coulance zullen wij dan ook de 2e post op de factuur voor onze rekening nemen. Ik heb hiervoor een creditnota gemaakt en deze bijgesloten.
  • Het door u opgenoemde punt over de kwaliteit van het materiaal van de gietvloer, daar is gisteren gebleken dat hier niets aan mankeert en dat de schade plekjes zijn veroorzaakt het vallen van zware/scherpe voorwerpen. Dit heeft niets te maken met de kwaliteit van het product. Het bedrijf wat ingeschakeld wordt zal dit voor u oppakken en herstellen.
  • Wat betreft onderstaande grafieken die u meestuurt: hieruit blijkt wel duidelijk dat de gemeten aanvoertemperatuur vaak boven de 40 graden zit in het schema “gemeten” aanvoertemperatuur (zelfs tot 60 graden). Het is dus echt niet gek dat er kiertjes tussen de parketdelen komen. Wij kunnen hier ook een onafhankelijke partij naar laten kijken alleen hier zitten wel kosten aan verbonden. […]
Tevens wil ik u vragen om alvast de helft van het nu nog openstaande bedrag € 7.176,65 (factuur 110302 € 6.550,15 + factuur 110420 € 1.800,00 – factuur 110499 € -1.173,70) over te maken.”
2.9
Bij e-mailbericht van 20 april 2019 heeft [persoon B] puntsgewijs, in het rood, als volgt op de e-mail van [bedrijf A] gereageerd:
 “ “
Wat betreft het “aanhelen” van de gietvloer naar de trappen toe, hebben wij een bedrijf gevonden wat de gietvloer gaat restaureren zoals besproken. Zij zouden kunnen op 25 april tussen 9 en 10 uur.
Dit komt niet uit die dag, daarna zijn wij 2 weken op vakantie, graag in plannen in week van 13 mei.

De olie spetters op de wand bij de trap zullen wij vergoeden zoals al eerder vermeld, en zullen wij deze kosten op ons nemen, dus van de door u aangeleverde factuur zullen wij de bovenste kostenpost voor onze rekening nemen.
Helder, bedankt.

Zoals gisteren heel duidelijk naar voren kwam is het herstel van vensterbanken en lekstrepen niet onze verantwoording. […] Uit coulance zullen wij dan ook de 2e post op de factuur voor onze rekening nemen. Ik heb hiervoor een creditnota gemaakt en deze bijgesloten.
Ga ik in overleg met de aannemer. Heb van hem wel factuur gehad, of die gaan jullie betalen, of hij. In ieder geval buiten mijn schuld om.

Het door u opgenoemde punt over de kwaliteit van het materiaal van de gietvloer, daar is
gisteren gebleken dat hier niets aan mankeert en dat de schade plekjes zijn veroorzaakt het vallen van zware/scherpe voorwerpen. Dit heeft niets te maken met de kwaliteit van het product. Het bedrijf wat ingeschakeld wordt zal dit voor u oppakken en herstellen.
Dit is een wat tekort door de bocht antwoord. Die conclusie heeft de fabrikant inderdaad getrokken. maar merkte op dat dit voor ons gezin niet de juiste vloer is geadviseerd. Met jonge kinderen veel te kwetsbaar. Gedane zaken nemen geen keer maar ben het niet mee eens dat jullie hiermee volledig vrijuit gaan.

Wat betreft onderstaande grafieken die u meestuurt: hieruit blijkt wel duidelijk dat de gemeten
aanvoertemperatuur vaak boven de 40 graden zit in het schema “gemeten” aanvoertemperatuur (zelfs tot 60 graden). Het is dus echt niet gek dat er kiertjes tussen de parketdelen komen. Wij kunnen hier ook een onafhankelijke partij naar laten kijken alleen hier zitten wel kosten aan verbonden.
Zoals in de toelichting staat, deze temperaturen zijn niet de vloerverwarmingstemperaturen. Graag een onafhankelijke partij inschakelen en als blijkt dat temperaturen boven de 40 graden zijn, dan is dit voor mijn risico en kosten en anders voor jullie inclusief de oplossing voor het losliggende parket.
Wij hopen dat we hiermee de punten voor u opgelost hebben en horen het graag van u als u toch advies van een onafhankelijke partij zou willen hebben.
Ja graag onafhankelijke partij via jullie branche organisatie en / of keurmerk.”
2.1
[bedrijf A] heeft [persoon B] bij e-mailberichten van 16 mei 2019 en 20 mei 2019 gevraagd of het mogelijk is om de problemen met de gietvloer op 23 mei 2019 op te lossen.
2.11
Bij brief van 18 juli 2019 heeft [bedrijf A] [persoon B] aangemaand over te gaan tot betaling van het openstaande bedrag nu zij voor het herstel van de gietvloer geen contact meer met [persoon B] krijgt. In de brief staat verder:
“Wij wilden voor u de gietvloer herstellen zoals besproken tijdens het bezoek van 12 april jl. maar aangezien wij niets meer horen van u gaan we er vanuit dat u de vloer accepteert zoals hij is.”
2.12
[persoon B] heeft bij e-mailbericht van 3 september 2019 als volgt gereageerd:
“Het is een onjuiste constatering dat wij de vloer accepteren zoals deze aangebracht is. Zoals bekend zijn we ontevreden hoe de vloer gelegd is en is gebleken dat deze niet meer te herstellen is naar een situatie alsof deze in 1 keer wel goed is aangelegd. Er is een grove fout gemaakt met het niet volledig aanbrengen van de vloer. Het niet leveren van een vloer zoals besproken wordt in juridische termen een non conformiteit genoemd. Wij zouden nimmer deze vloer afnemen als wij van te voren wisten dat deze niet door zou lopen tot de traptreden.
Wij zijn het vertrouwen in jullie organisatie dan ook volkomen kwijt gezien de manier waarop er met onze klachten is omgegaan. Er is geen goede oplossing mogelijk en hiervan is geen schadeloosstelling voorgesteld. Kortkomt er is sprake van een wanprestatie welke niet voldoende wordt opgelost door uw organisatie.
Wij zullen dan ook niet het volledige bedrag betalen maar maximaal 75% van het bedrag. Dit betekent concreet dat jullie nog € 837,41 van ons ontvangen).
2.13
Het [bedrijf A] heeft daarop als volgt bij e-mailbericht van 15 september 2019 gereageerd:
“Uw reactie verbaast ons enorm, daar we al vanaf april met u in contact proberen te komen om de gietvloer te herstellen, zoals in het bezoek op locatie is besproken en u ook in de mail van 20-04-2019 nog akkoord vind, alleen de voorgestelde datum komt u niet uit dus wordt de afspraak afgezegd. Tevens geeft u ons in de mail van 20-04-2019 akkoord om een onafhankelijke partij in te schakelen om het probleem van het kieren van de houten vloer te kijken, maar krijgen wij op geen enkele manier (telefonisch, mails en brieven) meer contact meer met u. […]
De problemen voor de gietvloer wilde we oplossen zo ook de “problemen” met de houten vloer, u stuurt ons een uitdraai van de vloerverwarmingswaardes en wij zijn van mening dat deze veel te hoog liggen, en dus deze na willen laten meten, en ook hierop krijgen wij totaal geen reactie meer.
Uw voorstel lijkt ons niet correct en willen wij uit coulance een aanbod doen van een volgend bedrag met afzien van verdere herstel/garantiewerkzaamheden.
Door u nog te betalen totaal € 7.000,00 voor de eindfactuur van de vloeren en trap, ons voorstel is om dit af te ronden naar € 4.500,00 en een creditnota voor € 2.500,00 te maken en dan verder afzien van herstelwerkzaamheden.”

3..De vordering en het verweer in conventie

3.1
[bedrijf A] vordert in conventie dat [persoon B] , hoofdelijk bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.075,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 7.176,45 vanaf 28 juni 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [persoon B] in de proceskosten alsmede de nakosten.
3.2
[bedrijf A] legt nakoming van de betalingsverplichting die voortvloeit uit de met [persoon B] gesloten aannemingsovereenkomst aan haar vordering ten grondslag. [bedrijf A] heeft aan [persoon B] een eikenhouten vloer en een gietvloer geleverd en in de woning van [persoon B] aangebracht. De totale factuur van € 27.577,- is tot een bedrag van € 7.176,45 onbetaald gelaten ondanks meerdere betalingsverzoeken door en namens [bedrijf A] . Naast voormelde hoofdsom is [persoon B] de wettelijke rente verschuldigd. Tot 28 juni 2020 betreft dit een bedrag van € 206,69. De buitengerechtelijke incassokosten van € 733,82 worden gevorderd op grond van artikel 6:96 BW.
3.3
[persoon B] heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd en voert daartoe aan dat hij de gevorderde factuur niet langer verschuldigd is. De overeenkomst tussen partijen bevat elementen van consumentenkoop en van aanneming van werk. Er is sprake van non-conformiteit. De geleverde en aangebrachte vloeren beantwoorden niet aan de overeenkomst. Na oplevering is bovendien gebleken dat de gietvloer niet geschikt is voor de gezinssituatie van [persoon B] . [bedrijf A] heeft [persoon B] daar nooit over gewaarschuwd. Nakoming van de overeenkomst is relatief onmogelijk waardoor [persoon B] zich beroept op ontbinding van de overeenkomst. [persoon B] betwist dat hij in schuldeisersverzuim verkeert. Het voorstel tot herstel van [bedrijf A] is niet redelijk en doet geen recht aan de onderhavige situatie.

4..De vordering en het verweer in reconventie

4.1
[persoon B] vordert in reconventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
a. ontbinding van de overeenkomst tussen partijen, de waardevergoeding van [bedrijf A] in de zin van artikel 6:272 lid 2 BW vast te stellen op nihil, [bedrijf A] te veroordelen tot betaling aan [persoon B] van een bedrag van € 18.179,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag als zij niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [persoon B] heeft voldaan;
Subsidiair
ontbinding van de overeenkomst voor het gedeelte dat ziet op de gietvloer, de waardevergoeding van [bedrijf A] in de zin van artikel 6:272 lid 2 BW vast te stellen op nihil, [bedrijf A] te veroordelen tot betaling aan [persoon B] van een bedrag van € 8.871,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag als zij niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [persoon B] heeft voldaan;
Meer subsidiair
de koopsom te verminderen voor een bedrag gelijk aan de nog openstaande facturen, zijnde een bedrag van € 7.176,45 en dat [persoon B] derhalve niets meer hoeft te betalen aan [bedrijf A] ;
Meest subsidiair
[bedrijf A] te veroordelen om zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee maanden na betekening van dit vonnis, de volgende gebreken – die in hoofdstuk II en V van deze conclusie nader zijn gesteld en toegelicht – te verhelpen:
- de vervanging van de gietvloer voor een geschikt alternatief;
- de kieren en hoogteverschillen in de parketvloer;
Een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag waarop [bedrijf A] niet of niet volledig aan deze veroordeling voldoet;
Primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair
[bedrijf A] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente
[bedrijf A] te veroordelen in de nakosten.
4.2
Aan zijn vordering legt [persoon B] , naast hetgeen hij in conventie als verweer heeft aangevoerd, primair ten grondslag dat [bedrijf A] op grond van de ongedaanmakings- verplichting die voortvloeit uit de ontbinding van de overeenkomst de reeds door [persoon B] betaalde facturen ad € 18.179,70 dient terug te betalen. Vast staat dat de prestatie van [bedrijf A] niet aan de overeenkomst beantwoordt en de subjectieve waarde van de aangebrachte vloeren bedraagt voor [persoon B] nihil. Subsidiair stelt [persoon B] dat de overeenkomst in ieder geval voor het gedeelte van de overeenkomst met betrekking tot de gietvloer moet worden ontbonden nu vaststaat dat [bedrijf A] ten aanzien van die gietvloer niet meer kan nakomen. De ongedaanmakingsverplichting bestaat hier uit de terugbetaling van de facturen die [persoon B] ten aanzien van de gietvloer heeft betaald. Het bedrag van de gietvloer bedraagt 48,8% van de totaal prijs, ad € 8.871,69. Meer subsidiair voert [persoon B] aan dat nakoming blijvend onmogelijk is waardoor hij op grond van artikel 7:22 BW een vermindering van de koopsom vordert, een bedrag ter hoogte van de nog openstaande facturen ad € 7.176,45. Meest subsidiair beroept [persoon B] zich op opschorting en vordert hij volledige en correcte nakoming van de overeenkomst.
4.3
[bedrijf A] heeft tot afwijzing van de vorderingen geconcludeerd. [bedrijf A] betwist dat sprake is van non-conformiteit. Zowel de gietvloer als de parketvloer zijn geschikt voor normaal gebruik en voldoen aan de overeenkomst. Van enige grond tot ontbinding van de overeenkomst is dan ook geen sprake. Bovendien heeft [persoon B] in juli 2020 gevraagd om nakoming van de overeenkomst. Ook voor partiele ontbinding van de overeenkomst is geen plaats. [bedrijf A] kan de overeenkomst voor het gedeelte van de gietvloer nog steeds nakomen. [persoon B] wil dit echter niet, omdat hij dan de woning moet verlaten. Niet is komen vast te staan dat de parketvloer en de gietvloer niet aan de overeenkomst voldoen dan wel dat sprake is van niet nakoming van de overeenkomst door [bedrijf A] , zodat een vermindering van de koopprijs en veroordeling tot nakoming niet aan de orde is.

5..De beoordeling

In conventie
Kwalificatie van de overeenkomst
5.1
Partijen zijn een overeenkomst aangegaan inhoudende dat [bedrijf A] in opdracht van [persoon B] een giet- en parketvloer in de woning van [persoon B] zou aanbrengen. Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst van partijen een gemengde overeenkomst is waarop ingevolge artikel 7:5 BW de regels van aanneming van werk en de regels van consumentenkoop naast elkaar van toepassing zijn. In geval van strijd tussen die regels prevaleren de regels van consumentenkoop (artikel 7:5 lid 4 BW).
Non-conformiteit
5.2
[persoon B] stelt dat [bedrijf A] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, omdat zowel de gietvloer als de parketvloer niet aan de overeenkomst beantwoorden. De vloeren zijn door [bedrijf A] gebrekkig aangebracht en bevatten de nodige gebreken. Ook had [bedrijf A] , als expert, [persoon B] moeten adviseren dat een gietvloer niet geschikt is voor de gezinssituatie van [persoon B] . [bedrijf A] betwist dat de giet- en parketvloer niet aan de overeenkomst beantwoorden en dat de gietvloer niet geschikt is voor de gezinssituatie van [persoon B] .
5.3
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde (gekochte) zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Artikel 7:17 lid 2 BW bepaalt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
Gietvloer en parketvloer
5.4
[persoon B] stelt dat de gietvloer gebrekkig is omdat het slordig is afgewerkt, de gietvloer erg zacht is waardoor er stukjes uitvallen, de gietvloer putjes bevat en de gietvloer niet volledig is doorgegoten tot aan de trap. Voor wat betreft de parketvloer bestaat de non-conformiteit uit de kiertjes die in de parketvloer zijn ontstaan. [bedrijf A] erkent dat de gietvloer niet volledig is doorgegoten tot aan de trap. Zij heeft in haar e-mails van 13 april 2019 en 16 mei 2019 aan [persoon B] aangeboden om de gietvloer, op haar kosten, aan te helen tot aan de trap. Vanwege het uitblijven van een reactie van de zijde van [persoon B] is [bedrijf A] , tot op heden, nog niet overgegaan tot het aanhelen van de gietvloer. [persoon B] voert hiertegenover aan dat de leverancier van de gietvloer tijdens het bezoek aan zijn woning op 12 april 2019 heeft aangegeven dat aanhelen van de gietvloer niet mogelijk is, omdat de originele en de bijgegoten vloer dan qua kleur en structuur afwijken. Dit wordt door [bedrijf A] betwist. Gelet op de betwisting van [bedrijf A] is bij deze stand van zaken bewijslevering noodzakelijk. [persoon B] zal daarom, conform artikel 150 Rv, in de gelegenheid worden gesteld bewijs van zijn stelling te leveren.
5.5
Ter onderbouwing van de overige klachten over de geleverde gietvloer en parketvloer heeft [persoon B] foto’s van de vloeren overgelegd en de logdata van de warmtepomp van de vloerverwarming. Daaruit kan volgens [persoon B] worden afgeleid dat zowel de gietvloer als de parketvloer beschadigingen, scheuren en kieren bevatten. [bedrijf A] betwist dat gestelde beschadigingen en kieren het gevolg zijn van de door haar uitgevoerde werkzaamheden, gebruikte materialen en de oplevering van de vloeren. [bedrijf A] voert aan dat de kieren in de parketvloer het gevolg kunnen zijn van een te hoge en/of te lage luchtvochtigheid in de woning van [persoon B] en de beschadigingen op de gietvloer kunnen het gevolg zijn van zware voorwerpen die zijn gevallen.
5.6
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [bedrijf A] ligt het op de weg van [persoon B] om te bewijzen dat de door [bedrijf A] opgeleverde gietvloer en parketvloer niet voldoen aan de overeenkomst. Op basis van de stellingen en de stukken die in het geding zijn gebracht, is dat bewijs nu nog niet geleverd. [persoon B] zal tot bewijslevering worden toegelaten nu hij zich op de rechtsgevolgen van zijn standpunt beroept.
5.7
Indien [persoon B] dit bewijs wenst te leveren middels een deskundigenbericht, dan dient hij een voorstel te doen omtrent de te benoemen deskundige(n) en de aan deze(n) te stellen vragen, waarna [bedrijf A] zich daarover kan uitlaten. Daarbij verdient het aanbeveling dat partijen in overleg met elkaar treden om zo mogelijk tot overeenstemming te komen over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de te stellen vragen. In hun akten dienen partijen daarvan blijk te geven en indien zij niet tot overeenstemming zijn gekomen dit te motiveren.
Waarschuwingsplicht
5.8
[persoon B] heeft aangevoerd dat de gietvloer niet geschikt is voor zijn gezinssituatie en dat [bedrijf A] als professionele partij dit had moeten weten en [persoon B] daarover had moeten adviseren. [bedrijf A] betwist dat de gietvloer niet geschikt is voor de gezinssituatie van [persoon B] en dat zij [persoon B] verkeerd heeft geadviseerd. De gietvloer is immers geschikt voor normaal gebruik, aldus [bedrijf A] . [persoon B] voert hiertegenover aan dat de leverancier van de gietvloer tijdens het bezoek aan zijn woning op 12 april 2019 heeft aangegeven dat de gietvloer niet geschikt is voor een gezin met jonge kinderen vanwege de kwetsbaarheid van de vloer. [bedrijf A] heeft [persoon B] dan ook verkeerd geadviseerd en onjuiste materialen gebruikt voor de uitvoering van zijn werkzaamheden.
5.9
Aangezien [persoon B] zich op de rechtsgevolgen van zijn stelling beroept, ligt het op zijn weg om dat te bewijzen. Tot die bewijslevering zal hij conform artikel 150 Rv worden toegelaten.
In reconventie
5.1
[persoon B] vordert ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst, zodat hij wordt ontslagen uit zijn betalingsverplichting jegens [bedrijf A] . Op grond van artikel 7:22 lid 1 sub a BW is ontbinding van een overeenkomst mogelijk indien het afgeleverde niet aan de overeenkomst voldoet, tenzij de afwijking van het overeengekomene de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Toewijsbaarheid van de vordering in reconventie is afhankelijk van de bewijslevering en de daaropvolgende beoordeling in conventie. Iedere verdere beslissing zal daarom worden aangehouden, in afwachting van de bewijslevering van [persoon B] .
In conventie en reconventie voorts
5.11
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
in conventie:
draagt [persoon B] op te bewijzen dat:
de door [bedrijf A] aangebrachte gietvloer en parketvloer door het handelen van [bedrijf A] en de door haar gebruikte materialen beschadigingen, scheuren en kieren bevatten en daardoor niet aan de overeenkomst beantwoorden;
het aanhelen van de door [bedrijf A] aangebrachte gietvloer geen mogelijkheid is;
de door [bedrijf A] aangebrachte gietvloer niet geschikt is voor zijn gezinssituatie;
in conventie en in reconventie:
verwijst de zaak naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank op
donderdag 20 mei te 2021 om 10:00 uurvoor uitlating door [persoon B] of, en zo ja, op welke wijze hij het bewijs wenst te leveren;
veroordeelt bepaalt dat [persoon B] , indien hij getuigen wenst te horen, bij die gelegenheid het aantal en de namen van eventueel te horen getuigen zal moeten opgeven – in welk geval hij tevens opgave dient te doen van zijn verhinderdata alsmede die van de wederpartij en de getuigen voor de maanden juni tot en met augustus 2021;
wijst [persoon B] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen ten minste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
35789