In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over de levering van een aanhangwagen. Eiseres had in 2017 een hoogwerker en een aanhangwagen gekocht van gedaagde, maar stelde in oktober 2020 dat de aanhangwagen niet geschikt was voor het vervoeren van de hoogwerker, wat zou leiden tot een economisch delict. Eiseres vorderde terugbetaling van de koopprijs van de aanhangwagen, omdat deze niet voldeed aan de verwachtingen die zij op basis van de overeenkomst mocht hebben.
De procedure begon met een dagvaarding in december 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Eiseres stelde dat gedaagde in verzuim was, maar de kantonrechter oordeelde dat eiseres gedaagde niet in gebreke had gesteld met een redelijke termijn voor nakoming. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van verzuim aan de zijde van gedaagde, waardoor de koopovereenkomst niet ontbonden kon worden.
De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat voor een geslaagd beroep op ontbinding van de overeenkomst, een schriftelijke ingebrekestelling met een redelijke termijn voor nakoming vereist is. Aangezien eiseres dit niet had gedaan, kon zij geen aanspraak maken op terugbetaling van de koopprijs.