ECLI:NL:RBROT:2021:4690

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
ROT 20/5033
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG) voor functie in de zorg na meerdere vermogensdelicten

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Kuipers, en de Minister voor Rechtsbescherming, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. K.W. Hau en mr. A.L. de Gier. Eiseres had op 1 april 2020 een aanvraag ingediend voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor de functie van medewerker (in)directe zorg via Zorgwerk te Rotterdam. Deze aanvraag volgde op een eerdere afwijzing van een vergelijkbaar verzoek op 20 december 2019. De Minister voor Rechtsbescherming heeft de aanvraag op 11 mei 2020 afgewezen, waarbij hij zowel het objectieve als het subjectieve criterium in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft betwist dat aan het objectieve criterium is voldaan, maar heeft wel aangevoerd dat de belangenafweging door de verweerder ten onrechte niet in haar voordeel is uitgevallen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de belangen van eiseres en haar kinderen groot zijn, vooral gezien haar recente succesvolle afronding van een MBO-opleiding. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de Minister in redelijkheid de belangenafweging in het nadeel van eiseres heeft kunnen laten uitvallen, gezien de meerdere vermogensdelicten die eiseres heeft gepleegd binnen en buiten de verlengde terugkijktermijn. De rechtbank concludeert dat de Minister terecht heeft geweigerd de VOG aan eiseres te verstrekken, en verklaart het beroep ongegrond. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5053
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kuipers),
en

de Minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigden: mr. K.W. Hau en mr. A.L. de Gier).
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 26 mei 2021 heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 1 april 2020 verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor de functie van medewerker (in)directe zorg via Zorgwerk te Rotterdam. Dit verzoek had eiseres eerder gedaan op 20 december 2019 en deze aanvraag is toen afgewezen. Bij besluit van 11 mei 2020 heeft verweerder geen gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de aanvraag af te wijzen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht en de onderhavige aanvraag inhoudelijk afgewezen op de grond dat is voldaan aan het objectieve en het subjectieve criterium. Verweerder acht onder meer van belang dat eiseres binnen en buiten de verlengde terugkijktermijn meerdere vermogensdelicten heeft gepleegd. Bij beslissing op bezwaar van 18 augustus 2020 heeft verweerder zijn besluit van 11 mei 2020 gehandhaafd.
2. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft betwist dat aan het objectieve criterium is voldaan. Eiseres voert aan dat de in het kader van het subjectieve criterium door verweerder gemaakte belangenafweging, gelet op haar persoonlijke ontwikkeling, ten onrechte niet in haar voordeel is uitgevallen.
3. Het is de rechtbank duidelijk dat de belangen voor eiseres en haar kinderen groot zijn. Ter zitting is gebleken dat eiseres haar MBO-opleiding (kwalificatie: Verzorgende-IG) medio 2020 succesvol heeft afgerond. De rechtbank is, ondanks de persoonlijke ontwikkeling van eiseres, echter van oordeel dat verweerder de belangenafweging in redelijkheid in het nadeel van eiseres heeft kunnen laten uitvallen. Verweerder heeft van belang kunnen achten dat eiseres zowel binnen als buiten de verlengde terugkijktermijn meerdere vermogensdelicten heeft gepleegd. Verder is het tijdsverloop sinds het laatste gepleegde strafbare feit (gepleegd op 31 mei 2019), waarvoor eiseres op 18 oktober 2019 is veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, tot het moment van de VOG-aanvraag (1 april 2020) relatief kort. Daarnaast is op 18 oktober 2019 ook de tenuitvoerlegging gelast van het deel van de straf dat eiseres op 9 mei 2018 voorwaardelijk was opgelegd, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De justitiële documentatie geeft blijk van een opgaande lijn wat betreft de strafmodaliteit met betrekking tot winkeldiefstal, nu eiseres eerst is veroordeeld tot een geldboete, zij vervolgens is veroordeeld tot een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en zij uiteindelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken voor een winkeldiefstal niet als lichte afdoening kan worden aangemerkt.
Dat er sprake is van verschillende positieve referenties maakt, hoe positief op zich ook, het voorgaande niet anders. Gelet op de aard van het beoogde werk mag verweerder van eiseres verlangen dat zij over een langere periode laat zien dat zij haar leven heeft gebeterd en dat zij geen diefstal, verduistering of andere strafbare feiten meer zal plegen.
4. Dit betekent dat verweerder terecht heeft geweigerd de gevraagde VOG aan eiseres te verstrekken.
5. Het beroep is dus ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 26 mei 2021 in het openbaar gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.