ECLI:NL:RBROT:2021:4685
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Afvalstoffenheffing en tijdsevenredige vermindering van de aanslag na wijziging huishouden
In deze zaak gaat het om de afvalstoffenheffing die aan eiser is opgelegd door het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling voor het jaar 2020. De aanslag, gedateerd op 29 februari 2020, bedraagt € 290,49 en is gebaseerd op een meerpersoonshuishouden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het bezwaar is ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 17 mei 2021 is eiser niet verschenen, terwijl verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelt dat de aanslag niet tijdsevenredig verminderd hoeft te worden, ondanks dat eiser na 8 februari 2020, door het overlijden van zijn partner, niet langer in een meerpersoonshuishouden woonde. De rechtbank stelt vast dat op 1 januari 2020 sprake was van een meerpersoonshuishouden en dat de gemeenteraad op basis van de Wet milieubeheer de vrijheid heeft om de heffing te bepalen. De rechtbank verwijst naar de gemeentelijke verordening en de relevante artikelen die bepalen dat de belasting verschuldigd is bij aanvang van het belastingjaar. De rechtbank concludeert dat de gemeenteraad in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor een systeem waarin de belasting aan het begin van het jaar verschuldigd is, en dat er geen verplichting bestaat om de aanslag tijdsevenredig te verminderen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.