Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2] ,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en twee huurders. De verhuurder, aangeduid als [eiser], had de huurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], aangeklaagd wegens huurachterstand. De huurovereenkomst was op 24 april 2020 ingegaan en had een looptijd van maximaal twee jaar. De huurders waren verplicht om een maandelijkse huurprijs van € 911,40 te betalen, maar er was een aanzienlijke huurachterstand ontstaan. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van de achterstallige huur en bijkomende kosten.
Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond, zijn beide partijen verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met februari 2021 € 7.291,20 bedroeg. De kantonrechter oordeelde dat de huurders tekortgeschoten waren in hun betalingsverplichtingen en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vorderingen van de verhuurder toe, inclusief de ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na de uitspraak.
De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de verhuurder toegewezen, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de huurders aan de veroordeling moeten voldoen, ook als zij in hoger beroep gaan tegen het vonnis. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders onder een huurovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen.