2.4Aan [naam 2] is - kort gezegd - gevraagd een oordeel te geven over de vraag of sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en/of de werkzaamheden en de rugklachten van [eiser]. [naam 2] heeft het medisch dossier van [eiser] opgevraagd en bestudeerd, eigen onderzoek gedaan en tevens beeldvormend onderzoek (mri) laten verrichten. Het rapport van [naam 2] vermeldt onder meer - voor zover hier van belang - het volgende:
“VI. OVERWEGINGEN:
(…)
Klachten
Betrokkene heeft tot ongeval op 02.06.2010 zwaar lichamelijk werk gedaan in zijn functie als
chauffeur dieplader, gelet op het ziekteverhaal, de beschikbare functiebeschrijvingen en de correspondentie. De poging om handmatig met een gedraaid bovenlichaam de terugvallende lepel af te wenden ging gepaard met een zijwaartse beweging naar rechts. Tijdens het opvangen voelde betrokkene even een heftige pijnscheut laag in de rug. Bij röntgenonderzoek werd slijtage gevonden ter hoogte van de wervels en tussen wervelschijf L5 en S1. De klachten daarna van stijfheid bij bukken en pijn in de rug (…) passen bij een verminderde belastbaarheid van de rug, mogelijk als gevolg van de spondylartrose L5- S1. (…) De relaties tussen het ongeval, de degeneratieve afwijkingen in de lumbale wervelkolom en de aangegeven rugpijn zijn niet gemakkelijk te duiden. Hetzelfde geldt voor de relatie tussen deze degeneratieve rugafwijkingen en zwaar lichamelijke arbeid.
(…)
Rugklachten
In het algemeen kunnen lage rugklachten gespecificeerd worden in specifieke en aspecifieke
rugklachten (…).
(…)
Aspecifieke lage rugklachten die bij 85-95% van de patiënten met rugklachten voorkomen. Voor
deze rugklachten is nog steeds geen goede verklaring te vinden. Mensen met lichamelijk zware beroepen, andere fysieke of mentale problemen, rokers en mensen met overgewicht lopen het grootste risico op lage rugpijn. (…) Aspecifieke lage rugpijn wordt algemeen gezien als een complex probleem waar veel factoren kunnen bijdragen tot de pijn en invaliditeit inclusief psycho-sociale factoren en de aanwezigheid van andere ziektes.
Rugklachten van betrokkene
De klachten van betrokkene passen het beste bij de diagnose: aspecifieke lage rugklachten. Om de vragen te kunnen beantwoorden is een literatuurstudie verricht om te zien of en in hoeverre bij de huidige stand van de wetenschap er relaties kunnen worden gelegd tussen
a. de aspecifieke lage rugpijn van betrokkene, het ongeval en de gevonden degeneratieve
lumbale afwijkingen.
b. de aspecifieke lage rugpijn en/of de degeneratieve rug afwijkingen en het verrichten van
de vroegere zware lichamelijke arbeid.
A1: aspecifieke lage rugpijn van betrokkene en het ongeval
Bij het opvangen van de lepel stond betrokkene volgens de huidige anamnese, met zijn
lichaam gedraaid en maakte hij een snelle ontwijkende beweging naar rechts waarbij hij een
felle pijnscheut voelde ontstaan laag in de rug ter hoogte van de bij röntgenonderzoek gevonden degeneratieve afwijkingen op het niveau L5-S1. Het is lastig om vast te stellen waardoor deze klachten zijn begonnen omdat de gebeurtenissen tijdens het ongeval niet geheel duidelijk zijn, en er bij beeldvorming geen duidelijke traumatische afwijkingen zijn vast te stellen. Erkend wordt wel dat een trauma kan leiden tot aspecifieke lage rugklachten maar daarnaast kunnen ook andere factoren een rol spelen in het ontstaan en onderhouden van chronische rugpijn. Naast een trauma kunnen ook degeneratie, veroudering, infecties, systeemziektes zoals diabetes, overgewicht, genetische factoren en mechanische overbelasting aspecifieke rugklachten veroorzaken. (…)
Samenvatting:
Het vaststellen van de relatie tussen een ongeval en aspecifieke lage rugklachten bij afwezigheid van aantoonbare traumatische afwijkingen bij beeldvorming blijft dus lastig door gebrek aan goede diagnostische middelen om de oorzaak van de pijn en de mogelijke schade door het ongeval vast te kunnen stellen.
A2: Lage rugpijn en degeneratieve lumbale afwijkingen
Bij betrokkene laat beeldvorming van de lumbale wervelkolom een afnemende discushoogte op L5-S1 zien als teken van degeneratie: de lumbar disc disease. Bij 40-80% van volwassenen na de leeftijd van 30 jaar blijkt de discus te degenereren zonder rugpijn. De meeste mensen met discusgeneratie hebben dus geen klachten. Ook betrokkene had voor het ongeval geen last terwijl de degeneratieve afwijkingen toen al wel bestonden. (…) Recent is er bij klinisch onderzoek wèl een significante relatie gerapporteerd tussen discusdegeneratie en chronische lage rugpijn.
(…) Het blijft dus onduidelijk waarom de een met bovengenoemde degeneratieve rug afwijkingen wel rugklachten en de ander geen rugklachten krijgt. (…) Een trauma kan een degeneratieve rug zwaar overbelasten waardoor er rugpijn ontstaat.
Samenvatting
Bovengenoemde rapporten over de relatie tussen rugpijn en degeneratieve afwijkingen komen met tegenstrijdige informatie waardoor de beoordeling van deze relatie, zeker in een individueel geval lastig blijft.
B1: Lage rugpijn en zware lichamelijke arbeid.
(…) Betrokkene heeft zwaar lichamelijk werk verricht door het tillen van zware materialen en
door trillingen bij rijden op vrachtwagens en heftrucks. In sommige studies vond men bewijs dat deze activiteiten leiden tot het ontstaan van lage rugklachten. In 2011 concludeerden anderen dat deze relatie niet te vinden was wat een stevig debat uitlokte. In 2014 werd na meta-analyses geschat dat het tillen van gewichten van meer dan 25 kg in een frequentie van meer dan 25 maal per dag de jaarlijkse incidentie van lage rugklachten met respectievelijk 4,3% en 3,5% doet stijgen. De National Institute of Occupational Safety and Health (NIOSH) in de USA heeft een meetmethode/formule ontwikkeld om het risico te bepalen van het tillen van een bepaald gewicht tot een maximum van 23 kg maar validatiestudies van deze methode lijken nog te ontbreken.
Samenvatting
Betrokkene heeft zwaar lichamelijk arbeid verricht maar de relatie tussen deze arbeid en het ontstaan van rugpijn staat nog steeds ter discussie. Even lastig blijkt het om de relatie tussen degeneratieve rugafwijkingen en zwaar lichamelijke arbeid vast te stellen.
B2: Degeneratieve rugafwijkingen en zware lichamelijke arbeid.
Er bestaat conflicterend bewijs voor de relatie zwaar lichamelijk arbeid, degeneratieve afwijkingen en chronische rugklachten.(…)
B3: Mogelijke relaties tussen discusdegeneratie en zware lichamelijke arbeid
Discusdegeneratie kan door veroudering, maar ook door een trauma, infecties, ziektes als diabetes, overgewicht en genetische factoren ontstaan. Bij betrokkene bestond de discusdegeneratie al tijdens het ongeval. Mechanische overbelasting is erkend als een belangrijke factor in het ontstaan en progressie van discusdegeneratie.
(…)
Samenvatting
Dierexperimenteel onderzoek laat zien dat een voortdurende dynamische en statische
overbelasting de discus (…) zodanig kan beschadigen onder laboratoriumcondities dat er
klinische problemen zoals een HNP en discusdegeneratie zouden kunnen ontstaan. Andere
factoren zoals erfelijkheid en overgewicht lijken eveneens een belangrijke rol te spelen
waardoor het bewijs voor relaties tussen zwaar lichamelijk arbeid, degeneratieve
afwijkingen en chronische rugklachten nog steeds conflicterend en onduidelijk is maar er komen steeds meer aanwijzingen dat er wel degelijk een relatie bestaat tussen discusdegeneratie en chronische lage rugpijn. (…)
2.4.1De vraag hoe waarschijnlijk het is dat de rugklachten zijn ontstaan door het ongeval op 2 juni 2010 heeft [naam 2] - voor zover hier van belang - als volgt beantwoord:
“ (…) Betrokkene heeft aspecifieke lage rugklachten. Omdat de gebeurtenissen tijdens het ongeval niet geheel duidelijk zijn, en beeldvorming geen duidelijke traumatische afwijkingen toont, lijkt het lastig om vast te stellen waardoor deze klachten zijn begonnen. Erkend wordt dat een trauma of mechanische overbelasting kan leiden tot chronische rugpijn naast andere factoren.(…) Daarnaast zijn er degeneratieve afwijkingen laag in de rug op het niveau L5-S1. Ook deze afwijkingen worden erkend als een potentiële bron van chronische rugpijn. Het is zeer waarschijnlijk dat betrokkene de rugklachten heeft gekregen door mechanische overbelasting van de rug door het tegenhouden van de vallende lepel ten tijde van het ongeval. Dat er voor het ongeval geen klachten waren ondanks de gevonden degeneratieve afwijkingen op het niveau L5-S1 is goed mogelijk omdat dergelijke afwijkingen kunnen bestaan zonder klachten.(…) Bij betrokkene is er onmiddellijk pijn ontstaan bij een ongeval ter hoogte van de degeneratieve afwijkingen. Dit lijkt dus ongeval gerelateerd. Een trauma of overbelasting van de rug wordt erkend als een oorzaak voor chronische lage rugklachten. Daarnaast wordt ook een discusdegeneratie zoals bij betrokkene erkend als een potentiële bron van chronische rugpijn. Het idee dat deze lage rugpijn ook zonder het ongeval op die dag en op dat tijdstip zou zijn ontstaan, lijkt veel minder waarschijnlijk.
(…)
Bovenstaande bevindingen in de literatuur maken ondanks alle controversies een relatie tussen het ongeval en rugpijn meer waarschijnlijk dan het tegenovergestelde: nl dat de rugpijn bij toeval op die dag en tijdstip los van het ongeval zou zijn ontstaan door bijvoorbeeld degeneratie of een andere risicofactor alleen. Het blijft een hypothese. Naast een trauma kunnen ook degeneratie, veroudering, infecties, systeemziektes zoals diabetes, overgewicht, genetische factoren en mechanische overbelasting aspecifieke rugklachten veroorzaken. Ook zware lichamelijke arbeid en het bestaan van andere ziektes kunnen als een risicofactor voor lage rugpijn worden gezien. Betrokkene heeft aspecifieke rugklachten waarvan de oorzaak en de bron(nen) van pijn niet kunnen worden aangegeven. Men kan alleen zeggen dat betrokkene een verhoogd risico had en heeft op aspecifieke rugpijn zonder het tijdstip van optreden, beloop en mate te kunnen voorspellen. Diagnostiek om deze stelling te onderbouwen bestaat niet. Het tegendeel dat het ongeval er niets mee te maken heeft, lijkt veel minder overtuigend.
(…)”
2.4.2De vraag of [eiser] de vastgestelde klachten ook zou hebben gekregen als het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden, beantwoordt [naam 2] - voor zover hier van belang - als volgt:
“(…) Deze vraag of betrokkene de vastgestelde klachten of symptomen zou hebben gekregen als het ongeval niet zou hebben plaats gevonden is moeilijk te beantwoorden omdat er in de literatuur geen natuurlijk beloop van degeneratieve afwijkingen en begin van eventuele pijn in de wervelkolom
bekend is. (…) Bij betrokkene zijn de degeneratieve afwijkingen in de wervelkolom sinds 2010 nauwelijks toegenomen terwijl de pijn constant aanwezig is gebleven sinds het ongeval. (…) Het meest waarschijnlijke is dat de bron van pijn de discusdegeneratie L5-S1 is conform de bevindingen in de literatuur maar dit is niet te bewijzen uit gebrek aan diagnostische middelen. Of deze discusdegeneratie uiteindelijk ook zonder ongeval pijnklachten zou hebben gegeven, is lastig te beantwoorden omdat niet zeker is of deze discus de bron van de pijn is. (…) Dit alles maakt het erg lastig om te voorspellen of betrokkene zonder ongeval ook lage rugklachten zou hebben gekregen. Wel is het zo dat betrokkene gelet op factoren als discusdegeneratie, zwaar lichamelijk arbeid,
overgewicht in combinatie met het bestaan van perifeer vaatlijden, een verhoogd risico heeft op lage rugpijn. Hierdoor kan gezegd worden dat ook zonder het ongeval het risico op lage rugpijn was verhoogd. Of en wanneer de lage rugpijn uiteindelijk zou zijn ontstaan, is niet in te schatten op basis
van de huidige wetenschap. Een waarschijnlijkheidspercentage is moeilijk te geven omdat zovele (ook onbekende) factoren een rol spelen in het ontstaan van rugpijn.
2.4.3De vraag op welke termijn [eiser] de vastgestelde klachten zou hebben gekregen als het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden, heeft [naam 2] - voor zover hier van belang - als volgt beantwoord:
“(…)Naast een trauma kunnen ook degeneratie, veroudering, infecties, systeemziektes zoals diabetes, overgewicht, genetische factoren en mechanische overbelasting aspecifieke rugklachten veroorzaken. Ook zware lichamelijke arbeid en het bestaan van andere ziektes kunnen als een risicofactor voor lage rugpijn worden gezien. Betrokkene heeft aspecifieke rugklachten waarvan de oorzaak en de bron(nen) van pijn niet kunnen worden aangegeven. Men kan alleen zeggen dat betrokkene een verhoogd risico had en heeft op aspecifieke rugpijn zonder het tijdstip, beloop en mate te kunnen voorspellen.
2.4.4De vraag hoe waarschijnlijk het is dat [eiser] de klachten heeft gekregen als gevolg van het verrichten van de werkzaamheden bij Peinemann heeft [naam 2] - voor zover hier van belang - als volgt beantwoord:
“(…) Kortom: Dierexperimenteel onderzoek laat zien dat een voortdurende dynamische en statische overbelasting de discus (…) zodanig kan beschadigen onder laboratoriumcondities dat er klinische problemen zoals een HNP en discusdegeneratie zouden kunnen ontstaan. Andere factoren zoals erfelijkheid en overgewicht lijken eveneens een belangrijke rol te spelen waardoor het bewijs voor relaties tussen zwaar lichamelijk arbeid, degeneratieve afwijkingen en chronische rugklachten nog steeds conflicterend en onduidelijk is. Ik kan daarom deze vraag niet goed beantwoorden. Wel komen er steeds meer aanwijzingen dat er wel degelijk een relatie bestaat tussen discusdegeneratie en chronische lage rugpijnen maar de correlatie tussen lichamelijk arbeid en overbelasting blijkt dierexperimenteel wel aantoonbaar maar in de klinische praktijk (nog?) niet. (…)”