ECLI:NL:RBROT:2021:4613

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
C/10/595465 / HA ZA 20-409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een gezamenlijke koopwoning en de toedeling van een beleggingspolis na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak gaat het om de verdeling van een gezamenlijke koopwoning en de toedeling van een beleggingspolis na de beëindiging van een affectieve relatie tussen partijen. De rechtbank Rotterdam heeft op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, vorderingen heeft ingesteld tegen de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie. De vrouw vorderde onder andere de verkoop van de woning en de verdeling van de opbrengst, terwijl de man verzocht om toedeling van de woning aan hem onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een gezamenlijke koopwoning bezitten die is belast met een hypotheek en dat zij ook een doorlopend krediet hebben afgesloten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning aan de man kan worden toegedeeld, mits hij binnen vier maanden aan bepaalde voorwaarden voldoet. Indien hij hier niet aan voldoet, zal de woning verkocht moeten worden aan een derde. Daarnaast heeft de rechtbank de toedeling van de beleggingspolis aan de man bepaald, met de verplichting om de vrouw de helft van de afkoopwaarde te betalen. De rechtbank heeft ook de vordering van de vrouw tot betaling van een bedrag van € 2.831,25 door de man toegewezen, evenals de afgifte van twee klokken. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/595465 / HA ZA 20-409
Vonnis van 26 mei 2021
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.M.F. Prickartz te Schiedam,
tegen
[persoon B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.M.H. Vriesde te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • de akte van de man houdende, nadere producties,
  • de brief van deze rechtbank van 22 september 2020 waarbij de mondelinge behandeling is bepaald,
  • het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal van mondelinge behandeling van 26 november 2020,
  • de akte van de vrouw, houdende haar reactie op het proces-verbaal,
  • de akte van de man, houdende zijn reactie op het proces-verbaal,
  • de akte van de vrouw, houdende de reactie op de reactie van de man op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben samengewoond in een gezamenlijk aangeschafte koopwoning aan de [adres] te Schiedam (hierna: de woning). De woning is bezwaard met een hypotheek, die is gevestigd voor een geldlening van € 164.495,33 bij Florius (voorheen Direktbank) waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. De WOZ-waarde van de woning bedroeg € 221.000 per 1 januari 2019.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk een doorlopend krediet aangegaan bij de Interbank N.V. (nummer [contractnummer 1] ). De kredietschuld bedroeg € 31.647,88 per 31 december 2016 en
€ 29.480,53 per 1 april 2019.
2.3.
De affectieve relatie en de samenwoning van partijen zijn op enig moment beëindigd (partijen houdt verdeeld vanaf wanneer). Thans woont de man met zijn nieuwe echtgenote in de woning. De vrouw woont elders.
2.4.
Partijen zijn er niet in geslaagd om in onderling overleg tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap te komen.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
De vrouw vordert in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I de verdeling of wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en overige vermogensrechtelijke afwikkeling van de samenleving van partijen, vast te stellen als volgt:
a. a) te bepalen dat de woning zo spoedig mogelijk aan een derde al moeten worden verkocht alsmede dat in verband daarmee aan een in de regio Schiedam gevestigde NVM-makelaar (ter keuze van de vrouw dan wel door de rechtbank te benoemen) een opdracht tot verkoopbemiddeling zal worden verstrekt;
b) aan de man te bevelen medewerking te verlenen aan het door de gekozen en/of benoemde makelaar in de verkoop brengen van de woning, waarbij de makelaar de vraag- en verkoopprijs, zoveel mogelijk in overleg met partijen, zal bepalen;
c) te bepalen dat, voor het geval de man niet binnen drie dagen na betekening van het vonnis ten dezen zal meewerken aan het verlenen van een opdracht tot verkoopbemiddeling aan de gekozen of benoemde makelaar, het vonnis ten deze op grond van artikel 3:300 lid 2 in de plaats treedt van ondertekening van de opdracht door de man;
d) de man te bevelen tot het verlenen van zijn medewerking aan het opstellen van een verkoopbrochure, het nemen van hiervoor benodigde foto’s, de bezichtiging van de woning door geïnteresseerden, en niets te ondernemen om dit te frustreren;
e) te bepalen dat de man zal meewerken aan ondertekening van de verkoopovereenkomst en voorts te bepalen dat de instemmende verklaring van de man met de verkoop van de woning wordt vervangen door het vonnis ten deze, indien en voor zover de man niet binnen drie dagen na een hiertoe strekkend verzoek van de makelaar is overgegaan;
f) te bepalen dat de man na verkoop verplicht zal zijn medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper en voorts te bepalen dat het vonnis ten deze op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van ondertekening door de man van de door de notaris op te stellen akte van levering, indien en voor zover de man niet binnen drie dagen na een hiertoe strekkend verzoek van de notaris is overgegaan;
g) de vrouw te machtigen om voor rekening en risico van de man over te gaan tot het ontruimen van de woning en het schoonmaken en bezemschoon achterlaten daarvan indien de man hiertoe niet uiterlijk veertien dagen voor de levering van de te verkopen woning is overgegaan;
h) te bepalen dat de netto-verkoopopbrengst van het registergoed, zijnde het bedrag dat resteert nadat van de koopsom de hypotheekschuld is afgelost, de makelaarscourtage is voldaan en de kosten van de notaris voor het royeren van de hypotheek zijn afgerekend, bij helften tussen partijen zal worden verdeeld.
i. i) te bepalen dat partijen na het opheffen van de verpanding van de polis beleggingsverzekering bij ASR onder polisnummer [nummer polis] overgaan tot afkoop van deze polis, met opgave aan de verzekeraar dat de opgebouwde waarde van de polis bij helften aan partijen dient te worden uitgekeerd en met veroordeling van de man mede te werken aan de formaliteiten die de verzekeraar verlangt om tot de bedoelde uitkering te geraken, met bepaling dat het vonnis ten deze in de plaats treedt van de van de man verlangde medewerking, ingeval de man niet binnen zeven dagen na daartoe strekkend verzoek van ASR is overgegaan;
j) de man te veroordelen aan de vrouw een bedrag van EUR 2.831,25 te vergoeden uit hoofde van de uit de doorlopende kredieten bij Rabobank onder nummer [contractnummer 2] en [contractnummer 3] in de gezamenlijke woning geïnvesteerde bedragen;
k) de man te veroordelen binnen dertig dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in goede staat aan de vrouw ter hand te stellen de Comtoise klok en de Westminster Friesche staartklok;
l) althans subsidiair de (wijze van) verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en vergoedingsrechten van de vrouw in goede justitie vast te stellen.
II) voor het geval de man aan de uitvoering van de verdeling niet mocht meewerken een vertegenwoordiger aan te wijzen die de om tot verdeling te geraken noodzakelijke handelingen zal verrichten als vertegenwoordiger van de man met bepaling dat de kosten van deze in te schakelen dwangvertegenwoordiger voor rekening van de man dienen te zijn;
III) te bepalen dat de lasten als verbonden aan de eigendom en de financiering van het registergoed (bruto hypotheekrente, de premies voor de polis beleggingsverzekering en overlijdensrisicoverzekering bij ASR, de aanslagen OZB en de premie opstalverzekering) voor de periode waarin de man alleen de woning heeft bewoond door alleen de man gedragen worden, en subsidiair – voor zover de vrouw gehouden zou zijn in deze bedragen mee te dragen te bepalen dat de man aan de vrouw een gebruiksvergoeding verschuldigd is gelijk aan de helft van de door de man voor de woning betaalde lasten althans een door de rechtbank te bepalen gebruiksvergoeding;
IV) de man te veroordelen aan de vrouw een (aanvullende) gebruiksvergoeding voor het registergoed te betalen vanaf 1 juli 2018 tot de datum van levering van de woning aan een derde ten bedrage van 4% per jaar althans de wettelijke rente berekend over de helft van de overwaarde van de echtelijke woning, althans een zodanige gebruiksvergoeding en zodanige termijn als uw rechtbank redelijk en billijk acht;
V) de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De man voert verweer en verzoekt primair de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen. Subsidiair verzoekt de man de vorderingen van de vrouw onder I(a) tot en met I(I), II, III, IV en V met uitzondering van vordering I (j), af te wijzen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De man vordert in reconventie, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. een NVM makelaar te benoemen, te bepalen dat partijen gezamenlijk een opdracht tot taxatie zullen verstrekken aan de makelaar en tevens te bepalen dat partijen de kosten verbonden aan de taxatie bij helfte dragen,
2. te bepalen dat de woning zal worden toegedeeld aan de man tegen een door de rechtbank te benoemen makelaar, nog voor partijen bindend taxeren, onder de opschortende voorwaarde dat hij binnen vier maanden na de datum van het taxatierapport aan de vrouw aantoont dat hij in staat is (i) de volledige eigendom van de woning te verkrijgen en (ii) de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypotheek,
3. te bepalen indien aan de hiervoor onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden wordt voldaan, dat de vrouw haar aandeel in de woning over zal dragen aan de man, en voor recht te verklaren dat de vrouw draagplichtig is voor de helft van de onderwaarde van de woning. Voor zover er sprake is van een overwaarde, zal de helft daarvan toekomen aan de vrouw,
4. te bepalen indien en voor zover niet aan de hiervoor onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden wordt voldaan, zal de woning worden verkocht en geleverd aan een derde, waartoe partijen gezamenlijk een verkoopopdracht zullen verstrekken aan benoemde makelaar, die partijen bindend zal adviseren over de te hanteren vraag- en laatprijs. Bij verkoop en levering van de woning dient uit de verkoopopbrengst de hypothecaire geldlening voor zover mogelijk te worden afgelost. Partijen dienen ieder de helft van de resterende schulden te dragen.
5. de aan de hypotheek gekoppelde beleggingsverzekering polisnummer ( [nummer polis] ) bij ASR Verzekeringen N.V. toedelen aan de man, hetgeen inhoudt dat hij de helft van dit bedrag (waarde per 1 november 2016), ter gelegenheid van het transport van (het aandeel van de vrouw in) de woning aan de vrouw dient te voldoen.
6. de vrouw te veroordelen om aan de man te voldoen, de helft van de waarde per 1 november 2016 van het doorlopend krediet ( [contractnummer 1] ) bij Interbank N.V.,
7. de vrouw te veroordelen aan de man vanaf 1 november 2016 tot de datum waarop de woning is verkocht en geleverd aan de koper/toebedeeld aan de man, de helft van de
hypotheekrente, de helft van de gemeente belastingen en de helft van de
waterschapsbelasting aan de man te voldoen,
8. de vrouw te veroordelen aan de man vanaf 1 november 2016 tot en met 1 juli 2018 een
gebruiksvergoeding te voldoen, gelijk aan de helft van de door de vrouw te betalen
woonlasten waarvoor de vrouw draagplichtig is,
althans een beslissing te nemen die uw rechtbank in goede justitie wenselijk acht.
3.5.
De vrouw voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
In geding is de (wijze van) verdeling van een gemeenschap. Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, NJ 1999, 550).
de woning en de hypothecaire geldlening
4.2.
Volgens de vrouw moet de woning aan een derde verkocht worden. Volgens de man, die thans in de woning woont samen met zijn nieuwe echtgenote, moet de woning aan hem worden toegedeeld. De rechtbank zal de woning aan de man toedelen op voorwaarde dat de woning binnen vier maanden op zijn naam zal zijn gesteld, onder de voorwaarden als hierna vermeld in de beslissing. Voldoet de man niet aan deze voorwaarden, dan zal de woning alsnog verkocht moeten worden aan een derde.
4.3.
Voor het geval het tot verkoop van de woning aan een derde mocht komen, wordt als volgt geoordeeld. Afgewezen zal worden de vordering van de vrouw om te bepalen dat onderhavig vonnis de notariële leveringsakte vervangt. Dat kan sowieso niet als de woning moet worden verkocht aan een derde (die derde is hier geen partij). Bovendien acht de rechtbank de tussenkomst van een - op dit terrein gespecialiseerde - notaris wenselijk. Volstaan zal worden te bepalen dat onderhavig vonnis zo nodig in de plaats zal treden van de rechtshandelingen die de man moet verrichten om tot verkoop en levering van de woning te komen ex artikel 3:300 lid 1 BW.
4.4.
Voor zover de rechtbank overigens in haar beslissing over de woning en de hypotheekschuld afwijkt van het petitum van de vrouw, of van de man, dan is dat omdat het gevorderde niet billijk en/ of onpraktisch voorkomt.
machtiging vrouw ontruiming woning
4.5.
De vrouw vordert machtiging om voor rekening en risico van de man over te gaan tot het ontruimen van de woning en het schoonmaken en bezemschoon achterlaten daarvan indien de man hiertoe niet uiterlijk veertien dagen voor de levering van de te verkopen woning daartoe zelf is overgegaan.
4.6.
De man stelt dat hij, indien de woning verkocht moet worden aan een derde, bereid is om vrijwillig de woning te verlaten zodat de machtiging onnodig is.
4.7.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen. Er bestaat op dit moment geen concrete aanwijzing dat de man de woning niet netjes zal verlaten nadat deze verkocht is aan een derde. In dit oordeel weegt voorts mee dat de man het risico zal lopen dat de kopers van de woning rechtsmaatregelen tegen hem zullen treffen indien hij die woning niet tijdig verlaat, met alle kosten van dien. Overige miskent de vrouw met haar vordering dat zij niet zelf een woning mag ontruimen. Volgens de wet dient de gedwongen ontruiming van een onroerende zaak door een deurwaarder te worden verricht (art. 556 lid 1 Rv.).
de rechten op en uit de op naam van beide partijen staande en aan de hypotheek gekoppelde polis beleggingsverzekering bij ASR of diens rechtsopvolger onder polisnummer [nummer polis] . Waarde per 28 januari 2020 € 29.505,92
4.8.
De vrouw vordert afkoop van de polis tegelijk met verkoop van de woning aan een derde, de opbrengst te delen bij helfte.
4.9.
De man vordert toedeling van de polis aan hem met als waardepeildatum 1 november 2016, omdat hij, naar hij stelt, vanaf die datum als enige de premies op de polis heeft voldaan en zodoende als enige de waardevermeerdering van de polis sindsdien heeft bewerkstelligd. Volgens de man is de samenwoning met de vrouw in november 2016 verbroken.
4.10.
In reactie op het verweer van de man heeft de vrouw gesteld dat voor de waarde van de polis moet worden uitgegaan van het moment van verdeling. De vrouw betwist dat zij in november 2016 de woning heeft verlaten. De vrouw erkent dat de relatie van partijen toen niet zo goed meer was, maar zij stelt dat zij toen wel is blijven samenwonen met de man en dat de financiën tussen partijen op dezelfde wijze werden geregeld als voorheen. De vrouw stelt dat zij pas is vertrokken uit de woning nadat zij op 26 mei 2018 was teruggekomen uit Suriname, waar zij enige weken had verbleven, dat het haar toen is gebleken dat de man inmiddels getrouwd was met een ander en dat de man eiste dat de vrouw de woning terstond zou verlaten.
4.11.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank zal de polis toedelen aan de man. Als waardepeildatum heeft in beginsel te gelden het moment van verdeling (nu). De redelijkheid en billijkheid kunnen rechtvaardigen dat van een andere peildatum moet worden uitgegaan. De rechtbank acht het in dit geval redelijk en billijk om als waardepeildatum 1 juni 2018 te hanteren, met als waarderingsmaatstaf de toenmalige afkoopwaarde. De datum van 1 juni 2018 is de datum waarop de vrouw (ongeveer) is vertrokken uit de woning. De vrouw neemt het standpunt in dat zij heeft meebetaald aan de premies zolang zij nog met de man samenwoonde. De rechtbank begrijpt aldus dat de vrouw ná haar vertrek uit de woning niet meer heeft meebetaald aan de premies op de polis.
Uit de stellingen van de man valt niet of althans onvoldoende af te leiden dat hij ook in de periode voor 1 juni 2018 als enige de premies heeft voldaan. Betalingsbewijzen zijn niet in geding gebracht. De rechtbank zal zekerheidshalve een voorziening treffen opdat beide partijen bij de verzekeraar kunnen opvragen wat de afkoopwaarde van de polis op 1 juni 2018 was.
€ 2.831,25 m.b.t. doorlopende kredieten bij Rabobank onder nummer [contractnummer 2] en [contractnummer 3]
4.12.
De vrouw vordert van de man € 2.831,25. De vrouw stelt dat het gaat om aflossingen op leningen voor geld dat in de woning is geïnvesteerd. De vrouw beroept zich op haar productie 8.
4.13.
De man stelt dat hij instemt met betaling aan de vrouw van
de helftvan € 2.831,25.
4.14.
De rechtbank zal de man veroordelen tot betaling van € 2.831,25 (en dus niet van de helft daarvan). Het saldo van de onderhavige schuld/ leningen bedraagt volgens productie 8 van de vrouw (€ 976,50 + € 4.686=) € 5.662,50. Dat is exact het dubbele van hetgeen de vrouw vordert. De vrouw heeft haar vordering dus al gehalveerd.
afgifte twee klokken
4.15.
De vrouw vordert afgifte van twee klokken. De man heeft verklaard bereid te zijn de klokken aan de vrouw af te geven. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
benoeming dwangvertegenwoordiger als de man niet goed meewerkt aan de verdeling
4.16.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen. De rechtbank acht de belangen van de vrouw in voldoende mate gewaarborgd nu het vonnis zo nodig in de plaats zal treden van de door de man in het kader van de verdeling te verrichten rechtshandelingen.
woonlasten en gebruiksvergoeding
4.17.
Ter zitting hebben beide partijen verklaard er mee in te stemmen dat zij ter zake van deze vordering en tegenvordering niets meer van elkaar te vorderen hebben. Partijen verrekenen daartoe het door de vrouw te dragen aandeel in de woonlasten met haar recht op een gebruiksvergoeding vanwege het door haar gemiste gebruiksgenot van de woning in de periode sinds zij daaruit is vertrokken maar nog wel eigenaar is. Om die reden zullen de desbetreffende vorderingen, die door deze verrekening al tenietgaan, worden afgewezen.
4.18.
De proceskosten zullen, gelet op de relatie tussen partijen, worden gecompenseerd.
in reconventie
4.19.
De rechtbank neemt haar oordelen in conventie hier over. Dit impliceert dat van de tegenvorderingen van de man nog het navolgende overblijft om op te beslissen.
de helft van de waarde per 1 november 2016 van het doorlopend krediet ( [contractnummer 1] ) bij Interbank N.V.
4.20.
De man stelt dat de schuld bij Interbank N.V. per 1 april 2019 € 29.480,53 bedraagt, dat hij bij Interbank N.V. het saldo per 1 november 2016 zal opvragen en alsnog in het geding brengen. De man vordert veroordeling van de vrouw om hem de helft van deze schuld per 1 november 2016 te voldoen. De man heeft later in de procedure als zijn productie 2 overgelegd een jaaroverzicht van Interbank N.V. waarop staat vermeld dat de schuld € 31.647,88 bedraagt per 31 december 2016.
4.21.
De vrouw heeft in eerste instantie betwist dat zij heeft meegetekend voor het aangaan van dit krediet. Het uiteindelijke standpunt van de vrouw, ingenomen ter zitting, luidt dat zij (alsnog) erkent dat zij medecontractant is bij deze lening. De vrouw voert aan dat de man pas een regresrecht heeft als hij meer dan zijn aandeel in de schuld heeft gedragen. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij niet goed weet waar het geld aan is besteed en dat zij niet uitsluit dat de man het krediet alleen voor hemzelf heeft aangewend, wellicht door het aankopen van drie auto’s.
4.22.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank begrijpt dat het hier gaat om een schuld waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. Partijen zijn het er blijkens hun stellingname over eens dat zij, in hun onderlinge verhouding, ieder een helft van deze schuld dienen te dragen (ook de vrouw vordert immers van de man de helft ter zake van een door haar gedragen schuld). Het verweer van de vrouw dat zij niet uitsluit dat het geld grotendeels of geheel alleen aan de man ten goede is gekomen, is niet voldoende onderbouwd. Met name voert de vrouw niet op onderbouwde wijze aan dat de schuld (wezenlijk) lager was toen zij de woning nog niet had verlaten. De omstandigheid dat de vrouw niet meer wist dat zij had meegetekend voor dit krediet, en dat zij ook niet goed (meer) weet waar het geld aan besteed is, is niet zonder meer voldoende om de schuld alleen aan de man toe te rekenen. Een rechtsgrond om de vrouw te veroordelen de helft van de schuld aan de man te voldoen, zoals de man vordert, bestaat niet. Wel zal de rechtbank bepalen dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder de helft van de schuld zullen dragen zoals die was op 1 november 2016. Voor zover er na die datum gelden zijn opgenomen, komt de aflossing daarvan voor rekening van de man.
4.23.
De rechtbank zal niet als voorwaarde voor toedeling van de woning aan de man eisen dat de vrouw wordt ontslagen uit haar aansprakelijkheid voor dit krediet. De rechtbank ziet daarvoor geen rechtsgrond.
4.24.
Partijen doen er wellicht verstandig aan om te bezien of deze schuld wellicht niet (deels) uit de overwaarde van de woning kan worden gedelgd, zodat zij eerder tot financiële ontvlechting zullen komen.
4.25.
De proceskosten tussen partijen zullen, gelet op de relatie, worden gecompenseerd.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie
5.1.
stelt de verdeling van de gemeenschap als volgt vast, respectievelijk gelast partijen tot de navolgende wijze van verdeling:
5.2.
gelast partijen om de huidige waarde van de woning (waarmee bedoeld wordt: de vrije verkoopwaarde in onverhuurde staat) bindend te laten vaststellen door Makelaardij Wassenaar te Schiedam en bepaalt dat de kosten van de taxatie door beide partijen gedragen worden, ieder voor de helft,
5.3.
deelt de woning aan de man toe onder de voorwaarde dat de woning binnen vier maanden (te rekenen vanaf de datum van onderhavig vonnis) op naam van de man is gesteld, waarbij de vrouw is ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en de overwaarde/onderwaarde van de woning zoals door de makelaar bepaald (zie 5.2), bij helfte is verrekend tussen partijen, waarbij de kosten van het notariële transport voor rekening van de man komen,
5.4.
gelast partijen, indien de man niet tijdig en volledig aan de voorwaarden onder 5.3 heeft voldaan, tot verkoop van de woning aan een derde, de eventuele verkoopkosten te dragen bij helfte, de eventuele verkoopopbrengst te delen bij helfte en het eventuele verkoopverlies te dragen bij helfte, en bepaalt dat als partijen het niet eens worden over de verkoopprijs, de prijs die de makelaar (zie 5.2) redelijk acht bindend zal zijn,
5.5.
bepaalt, voor het geval de woning verkocht moet worden aan een derde en de man daar niet goed aan meewerkt, dat onderhavig vonnis in de plaats treedt van alle rechtshandelingen die de man in dit verband moet verrichten, waaronder in ieder geval begrepen de opdracht aan de makelaar, het ondertekenen van de verkoopovereenkomst en het verlenen van medewerking aan de notariële levering,
5.6.
beveelt de man, voor het geval de woning verkocht moet worden aan een derde, tot het verlenen van zijn medewerking aan het opstellen van een verkoopbrochure, het nemen van hiervoor benodigde foto’s, de bezichtiging van de woning door geïnteresseerden, en niets te ondernemen om dit te frustreren,
5.7.
bepaalt dat de hypothecaire geldlening bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht aan een derde zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning,
5.8.
bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van partijen de helft van de restschuld zal dragen,
5.9.
deelt de polis beleggingsverzekering bij ASR onder polisnummer [nummer polis] aan de man toe, veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van de helft van de afkoopwaarde van deze polis per 1 juni 2018 en machtigt ieder van partijen om zonder medewerking van de wederpartij bij ASR op te vragen wat die toenmalige waarde was,
5.10.
veroordeelt de man aan de vrouw een bedrag van € 2.831,25 te betalen uit hoofde van de uit de doorlopende kredieten bij Rabobank onder nummer [contractnummer 2] en [contractnummer 3] in de gezamenlijke woning geïnvesteerde bedragen,
5.11.
veroordeelt de man om binnen dertig dagen na betekening van het onderhavige vonnis in goede staat aan de vrouw ter hand te stellen de Comtoise klok en de Westminster Friesche staartklok,
5.12.
bepaalt dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder de helft van de schuld per van het doorlopend krediet ( [contractnummer 1] ) bij Interbank N.V. per 31 december 2016 als eigen schuld zullen dragen en dat na die datum opgenomen gelden door de man als eigen schuld dienen te worden gedragen,
5.13.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt,
5.14.
verklaart het vonnis tot zover zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
5.15.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander. Het is ondertekend door de rolrechter en op 26 mei 2021 uitgesproken in het openbaar.
3255/2517/2872