Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De verdere beoordeling
3..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2021, heeft de stichting Vestia een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zelf procedeert. De vordering betreft schadevergoeding voor schade die is geconstateerd bij de oplevering van een gehuurd pand. De gedaagde heeft betoogd dat de schade het gevolg is van normaal huurdersgebruik, maar dit verweer is door de kantonrechter verworpen. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 20 november 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald. Deze behandeling vond plaats op 1 februari 2021 via een beeldverbinding, waarbij de gedaagde niet is verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er tussen partijen geen geschil bestaat over het feit dat het gehuurde zich bij oplevering niet in de staat bevond waarin het zich bij aanvang van de huurovereenkomst bevond. Vestia heeft foto’s en herstellingsoverzichten overgelegd ter onderbouwing van haar vordering, terwijl de gedaagde, ondanks de mogelijkheid om haar verweer toe te lichten, niet is verschenen. Hierdoor heeft de kantonrechter de vordering van Vestia toegewezen, inclusief schadevergoeding van € 2.922,09 voor niet-normaal huurdersgebruik en € 105,- voor niet ingeleverde sleutels.
Daarnaast is de wettelijke rente toegewezen over een bedrag van € 4.272,11 vanaf 30 juni 2020, en is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde de veroordelingen moet nakomen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De totale te betalen som bedraagt € 4.557,62, inclusief rente en kosten.