Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over een koopovereenkomst. Eiser, die een restaurant heeft verkocht aan gedaagde voor een bedrag van € 50.000,-, vorderde betaling van het restant van de aankoopsom, zijnde € 5.000,-. Gedaagde had tot dat moment € 20.000,- betaald en stelde dat hij was misleid door eiser over de omzet van het restaurant. De procedure begon met een dagvaarding op 22 oktober 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 februari 2021, waarbij de zaak via een beeldverbinding werd behandeld in het kader van de Tijdelijke wet COVID-19.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde nog € 5.000,- verschuldigd is aan eiser. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de betalingsverplichting voortvloeit uit de koopovereenkomst, ondanks dat gedaagde deze als een geldleningsovereenkomst had aangeduid. Het verweer van gedaagde, dat hij door eiser was misleid, werd verworpen. Eiser had gedaagde de mogelijkheid gegeven om de omzet te bekijken en gedaagde had geen tijdig en voldoende onderbouwd verweer gevoerd tegen de beschuldigingen van misleiding.
De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 5.000,-, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk aan de veroordeling moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat tegen dit vonnis.