ECLI:NL:RBROT:2021:4607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
8333783 CV EXPL 20-5731
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering huurachterstand met schriftelijke voortzetting van procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde. De eiseres, Stichting Woonstad, vorderde betaling van een huurachterstand van € 6.523,52, alsook vergoeding van proceskosten. De gedaagde had de huur van de woning die hij huurde van Stichting Woonstad niet tijdig betaald, wat leidde tot een vordering tot betaling van de achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten. De huurovereenkomst was per 3 september 2020 beëindigd, en de gedaagde had de woning inmiddels verlaten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij meer betalingen had verricht dan de eiseres had aangegeven. De rechter heeft de vordering van Stichting Woonstad toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief buitengerechtelijke kosten. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde aan het vonnis moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.221,89.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8333783 CV EXPL 20-5731
uitspraak: 19 maart 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Stichting Woonstad’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 februari 2020, met bijlagen;
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek met bijlage;
de rolbeslissing van 4 september 2020;
de e-mail van [gedaagde] van 23 september 2020, houdende dupliek;
de e-mail van [gedaagde] van 2 oktober 2020, met bijlage;
de akte, tevens vermindering van eis, van Stichting Woonstad;
de beslissingen van de wrakingskamer van 25 januari, 24 februari en 4 maart 2021, waarin de wrakingsverzoeken van [gedaagde] worden afgewezen.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] huurde de woning aan de [adres] van Stichting Woonstad. De huurprijs bedroeg op het moment van dagvaarden € 644,99 per maand en vanaf 1 juli 2020 € 657,60 per maand.
2.2
De huurovereenkomst tussen partijen is per 3 september 2020 beëindigd. [gedaagde] heeft de woning inmiddels verlaten. zodat Stichting Woonstad gelet op haar akte haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet langer handhaaft.

3..Het geschil

3.1
Stichting Woonstad vordert, na vermindering van eis, dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot betaling van € 6.523,52, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Stichting Woonstad legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is de verplichting om tijdig de huur te betalen niet nagekomen. Het bedrag van € 2.628,36 is gebaseerd op € 1.934,97 aan huur tot en met februari 2020 en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten.
3.3
Op het verweer van [gedaagde] wordt - voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure - verder ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Stichting Woonstad stelt dat de huurachterstand op het moment van de conclusie van repliek € 6.475,12 bedroeg. Zij heeft dit gemotiveerd onderbouwd en daartoe ook een gespecificeerd betalingsoverzicht overgelegd. Dit bedrag heeft betrekking op de huur van november 2019 tot en met juni 2020 (€ 644,99 per maand) en de huur van juli 2020 en augustus 2020 (€ 675,60 per maand). [gedaagde] voert als verweer dat er geen dan wel slechts een restant van de huurachterstand open staat. Het was echter aan [gedaagde] om aan te tonen dat hij meer betalingen heeft verricht dan uit het overzicht van Woonstad blijkt. [gedaagde] heeft dit nagelaten. Weliswaar heeft [gedaagde] bij
e-mail van 2 oktober 2020 een brief van Stichting Woonstad d.d. 1 oktober 2020 overgelegd, waarin staat vermeld dat er geen betalingsverplichtingen meer openstaan in de administratie, maar dat is, in het licht van het voorgaande, ontoereikend. Daar komt bij dat Stichting Woonstad genoegzaam heeft aangetoond dat deze zin abusievelijk in de brief is opgenomen omdat de brief via het geautomatiseerde systeem is verzonden, zulks in verband met de beëindiging van de huurovereenkomst per 3 september 2020. Het verweer van [gedaagde] zal worden verworpen. De vordering van Stichting Woonstad zal dan ook worden toegewezen en [gedaagde] zal worden veroordeeld om een bedrag van € 6.475,12 aan Stichting Woonstad te betalen.
4.2
Stichting Woonstad heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten als zij [gedaagde] heeft aangemaand om het verschuldigde bedrag binnen 15 dagen na de dag van ontvangst van de aanmaning alsnog te betalen. Aan deze eis is voldaan en de hoogte van de gevorderde vergoeding ad € 48,50 komt overeen met de daarvoor vastgestelde tarieven. Ook dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
4.3
Het uitgangspunt van een dagvaardingsprocedure is dat na de conclusie van antwoord een mondelinge behandeling wordt gehouden [1] . Het is echter aan de rechter om te bepalen of een procedure zich voor een mondelinge behandeling leent. [2] In deze procedure heeft Stichting Woonstad bij dagvaarding de voorkeur geuit om, wegens proceseconomische redenen, de procedure schriftelijk voort te zetten. Namens [gedaagde] is bij conclusie van antwoord en bij schrijven van 12 juli 2020 verzocht om een mondelinge behandeling, maar dit verzoek is niet (nader) gemotiveerd. Omdat partijen hun (inhoudelijke) standpunten haaks op elkaar stonden en het door [gedaagde] gestelde (nog) niet met de nodige stukken werd onderbouwd, heeft de kantonrechter in deze stand van het geding er voor gekozen om over te gaan tot het doen nemen van conclusies van re- en dupliek, alvorens mogelijk een mondelinge behandeling te bepalen. Partijen hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Per conclusie van dupliek heeft [gedaagde] aangegeven zo snel mogelijk de procedure af te willen sluiten zodat hij naar het buitenland kan en in aanvulling hierop heeft hij per e-mail van 2 oktober 2020 aangegeven dat de zaak gesloten kan worden. [gedaagde] heeft dan ook niet opnieuw verzocht om een mondelinge behandeling. Gelet op de daarna genomen akte met daarin voormelde vermindering van eis en het verzoek van [gedaagde] heeft de kantonrechter daarom besloten de zaak schriftelijk af te doen.
4.4
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.5
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan dit vonnis moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Stichting Woonstad te betalen € 6.523,52;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stichting Woonstad vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 100,89 aan dagvaardingskosten en € 622,- (2 punten x € 311,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236

Voetnoten

1.Artikel 131 Rv.
2.Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 324