ECLI:NL:RBROT:2021:4606

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
8876555 CV EXPL 20-41627
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in het incident tot oproeping in vrijwaring met betrekking tot boete wegens te late levering van een woning

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2021, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens het niet tijdig leveren van een woning. Eisers vorderen een boete van € 14.000,-, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van de vertraging in de levering. De eisers hebben gedaagde in gebreke gesteld, wat heeft geleid tot de vordering tot betaling van de boete. Gedaagde heeft in het incident een vordering ingesteld tot oproeping in vrijwaring van [naam], de gewezen echtgenote van [eiser 3], omdat hij meent dat de vertraging in de levering te wijten is aan haar tekortkomingen.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 11 november 2020, gevolgd door een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring. De kantonrechter heeft de vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen, omdat er voldoende grond is om te veronderstellen dat gedaagde een verhaalsrecht op [naam] kan hebben, mocht hij in de hoofdzaak in het ongelijk worden gesteld. De kantonrechter heeft de beslissing over de kostenveroordeling in het incident aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rolzitting voor beraad op 6 april 2021.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsverhouding tussen gedaagde en [naam] in het kader van de vrijwaring, en dat de beoordeling van deze rechtsverhouding in de vrijwaringsprocedure aan de orde zal komen. De kantonrechter heeft de zitting voor de oproeping in vrijwaring vastgesteld op 31 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8876555 CV EXPL 20-41627
uitspraak: 12 maart 2021
vonnis in het incident van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser 1] en
[eiser 2],
wonende te [woonplaats eisers],
eisers in de hoofdzaak,
gedaagden in het incident,
gemachtigde: mr. H.C.M. Kortman,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
gemachtigde: mr. P.A. van Lange.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eisers]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 november 2020;
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tevens conclusie van antwoord;
de conclusie van antwoord in het incident;
de overgelegde bijlagen.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1
[eisers] vorderen in de hoofdzaak dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan [eisers] van bedrag van € 14.000,- aan boete wegens het te laat leveren van een woning, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze boete vanaf 11 november 2020, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[eisers] leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag. [gedaagde] is zijn verplichting uit de koopovereenkomst om tijdig de woning te leveren niet nagekomen. [eisers] hebben daarop volgend [gedaagde] in gebreke gesteld, zodat [gedaagde] een boete is verschuldigd van 3% per dag. Gelet op de zodanig lang verlopen leveringstermijn is [gedaagde] aan [eisers] inmiddels de op 10% vastgestelde maximale boete van € 14.000,- verschuldigd.

3..De vordering en het verweer in het incident

3.1
[eiser 3] vordert dat hem wordt toegestaan [naam], gewezen echtgenote van [eiser 3] (hierna: [naam]), in vrijwaring te dagvaarden, teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen, tegen een door de kantonrechter te bepalen terechtzitting.
3.2
[eiser 3] legt hieraan onder meer het volgende ten grondslag. [eiser 3] wordt aangesproken tot het betalen van een boete op grond van een te late overdracht van een woning. Deze vertraging is veroorzaakt doordat [naam] niet (tijdig) heeft meegewerkt aan de overdracht van de woning. [eiser 3] kan [naam] daardoor aanspreken wegens toerekenbare tekortkoming, althans onrechtmatige daad jegens hem.
3.3
[gedaagden] verzetten zich tegen de vordering bij incident en voeren daartoe - kort weergegeven - het volgende aan. [eiser 3] heeft het één en ander niet bij de notaris willen regelen en heeft de zaak voor zich uitgeschoven. Hij heeft slechts voor het eerst zijn ex-echtgenote aangeschreven op de laatste dag van de ingebrekestelling. De gemachtigde van [eiser 3] heeft ten onrechte gesteld dat er een kort geding tegen [naam] is aangevraagd.

4..De beoordeling

4.1
Voor toewijzing van een vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat uit de stellingen van [gedaagde] voortvloeit dat, indien in de hoofdzaak een voor hem nadelige beslissing wordt gegeven, hij op [naam] op grond van een tussen hen bestaande rechtsverhouding een verhaalsrecht kan hebben. Het bestaan van deze rechtsverhouding hoeft in dit vrijwaringsincident niet vast komen te staan. Of die rechtsverhouding daadwerkelijk bestaat is iets dat in de vrijwaringsprocedure aan de orde komt.
4.2
Gelet op de in deze procedure ingenomen stellingen van [gedaagde], valt niet uit te sluiten dat wanneer in de hoofdzaak wordt geoordeeld dat [gedaagde] gehouden is tot betaling van enig bedrag, hij een verhaalsrecht heeft op [naam]. Het verweer van [eisers] dat [gedaagde] het aan zich zelf te wijten heeft dat hij een boete moet betalen doet daar niet aan af. [gedaagde] ontkent dit immers en stelt dat het [naam] was die voor de vertraging heeft gezorgd omdat zij niet snel genoeg op de oproepen van hem en de notaris reageerde. De vordering van [gedaagde] om [naam] in vrijwaring op te mogen roepen wordt daarom toegewezen.
4.3
De kantonrechter houdt de beslissing over de kostenveroordeling in het incident aan tot in de hoofdzaak wordt beslist.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
in het incident:
wijst de incidentele vordering van [eiser 3] tot oproeping in vrijwaring toe;
staat [eiser 3] toe om [naam] in vrijwaring op te roepen voor de openbare terechtzitting van
woensdag 31 maart 2021 om 10:00 uur;
reserveert de beslissing omtrent de kostenveroordeling in het incident tot de eindbeslissing in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 6 april 2021 om 13:30 uurvoor beraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236