ECLI:NL:RBROT:2021:4605

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
8957735 CV EXPL 21-613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een operational leaseovereenkomst met veroordeling tot betaling van achterstallige termijnen

In deze zaak heeft Grenkefinance N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de ontbinding van een operational leaseovereenkomst. De overeenkomst, gesloten op of omstreeks 10 mei 2019, betrof de leasing van een Whirlpool Professional vaatwasser en een glazenspoelmachine. [gedaagde], die als directeur en enig aandeelhouder van [naam bedrijf] fungeerde, heeft de verplichtingen uit de overeenkomst niet nagekomen, wat leidde tot een betalingsachterstand. Grenkefinance heeft de overeenkomst op 19 september 2019 ontbonden en vordert nu betaling van de achterstallige termijnen, buitengerechtelijke kosten, rente en een contractuele boete.

De procedure begon met een dagvaarding op 4 januari 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 maart 2021. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] erkend dat hij de overeenkomst heeft overgenomen, maar betwistte de hoogte van de vordering en de ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Grenkefinance rechtsgeldig de overeenkomst heeft ontbonden en dat [gedaagde] gehouden is aan de betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft de vordering van Grenkefinance grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van € 8.848,67, de afgifte van de leaseobjecten en de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat tegen dit vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8957735 CV EXPL 21-613
uitspraak: 2 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Grenkefinance N.V.,
gevestigd te Vianen,
eiseres,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor Visser,
tegen:
[gedaagde],h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Grenkefinance’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 4 januari 2021, met bijlagen;
het antwoord van [gedaagde];
het tussenvonnis van 25 januari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 maart 2021 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Op of omstreeks 10 mei 2019 heeft Grenkefinance met [naam bedrijf] een operational leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten waarbij Grenkefinance een Whirlpool Professional vaatwasser en een Whirlpool Professional glazenspoelmachine aan [naam bedrijf] ter beschikking heeft gesteld. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Grenkefinance van toepassing.
2.2
[gedaagde] was directeur/enig aandeelhouder van [naam bedrijf] en heeft in september 2019 in de hoedanigheid van eenmanszaak het restaurant van deze B.V. overgenomen.
2.3
Ondanks de herhaalde verzoeken hiertoe van Grenkefinance is niet (volledig) voldaan aan de betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst. Hierdoor is er een betalingsachterstand ontstaan. Vervolgens heeft Grenkefinance de overeenkomst op 19 september 2019 ontbonden.

3..Het geschil

3.1
Grenkefinance vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat de operational leaseovereenkomst is ontbonden;
II. dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan Grenkefinance van een bedrag van € 8.848,67, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 6657,17 vanaf 21 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten;
III. dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot afgifte aan Grenkefinance van de leaseobjecten in goede staat, binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 5000,-.
3.2
Grenkefinance legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is zijn betalingsverplichtingen uit de overeenkomst niet nagekomen, op grond waarvan Grenkefinance de overeenkomst heeft ontbonden. Hierdoor dient [gedaagde] de leaseobjecten te retourneren en het verschuldigde aan Grenkefinance te voldoen. Het bedrag van € 8.848,67 is gebaseerd op € 6657,17 aan resterende achterstand en toekomstige termijnen, € 756,36 aan buitengerechtelijke kosten exclusief btw, € 783,30 aan vervallen rente en € 651,84 aan contractuele boete.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

overname overeenkomst

4.1
Ter zitting van 13 januari 2021 heeft [gedaagde] erkend dat hij in zijn hoedanigheid van eenmanszaak in september 2019 met het restaurant ook de overeenkomst van de B.V. met Grenkefinance heeft overgenomen. Ook uit de overgelegde correspondentie komt naar voren dat [gedaagde] zich gehouden achtte de verplichtingen op grond van de overeenkomst na te leven. Dit alles brengt mee dat [gedaagde] als eigenaar van de eenmanszaak gehouden was de betalingsverplichtingen na te komen.
hoofdsom
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat er een achterstand in de betaling van de leasetermijnen is ontstaan. [gedaagde] betwist niet dat de hoofdsom € 6.657,17 bedraagt, zodat dit deel van de vordering voor toewijzing gereed ligt. [gedaagde] voert wel aan dat hij het onterecht vindt dat hij een dagvaarding voor deze zaak heeft ontvangen. Er is immers tussen partijen meerdere keren een betalingsregeling afgesproken, maar deze kon [gedaagde] niet nakomen. Het volgende wordt overwogen. Geen van de partijen kan verplicht worden een betalingsregeling te sluiten. Het stond Grenkefinance dan ook vrij om op een bepaald moment een betalingsregeling met [gedaagde] te sluiten. Het stond Grenkefinance echter evenzeer vrij om over te gaan tot dagvaarding, zodra [gedaagde] niet (langer) in staat bleek de overeengekomen betalingsregeling na te komen. Uit niets blijkt dan ook dat Grenkefinance [gedaagde] niet mocht dagvaarden.
incassokosten, rente en contractuele boete
4.3
Grenkefinance maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten in beginsel zal worden toegewezen. [gedaagde] betwist echter de door Grenkefinance gemaakte incassokosten over de periode waarin de voorganger van [gedaagde] contractspartij was. [gedaagde] voert in dit kader aan dat de vorige eigenaar mondeling heeft toegezegd dat haar schulden niet bij [gedaagde] terecht zouden komen. Overwogen wordt als volgt. [gedaagde] erkent dat hij de overeenkomst met Grenkefinance heeft overgenomen. Dit maakt dat Grenkefinance rechtsgeldig [gedaagde] mag aanspreken ten aanzien van alle vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomst. Mogelijk bestond de toezegging door de vorige eigenaar die [gedaagde] noemt, maar [gedaagde] heeft deze B.V., voor zover zij nog bestaat, niet in vrijwaring opgeroepen in de procedure, zodat over een eventuele betalingsverplichting van de vorige eigenaar inzake de incassoksoten niets gezegd kan worden. Dit heeft tot gevolg dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van deze kosten, ook omdat Grenkefinance jegens [gedaagde] voldoende incassohandelingen heeft verricht.
4.4.
De gevorderde wettelijke handelsrente en de gevorderde contractuele boete zullen eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
ontbinding
4.5
Grenkefinance vordert een verklaring voor recht dat de operational leaseovereenkomst is ontbonden. [gedaagde] voert aan dat hij het niet eens is met de ontbinding. Hij laat echter na om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit zou blijken dat Grenkefinance niet rechtsgeldig de overeenkomst zou hebben ontbonden. Op de zitting van 3 maart 2021 is [gedaagde] ook niet verschenen om nog een nadere toelichting te geven. Verder heeft Grenkefinance haar besluit tot ontbinding nader onderbouwd. Er was sprake van een betalingsachterstand en op grond van artikel 11 van de algemene voorwaarden mocht Grenkefinance de overeenkomst ontbinden, hetgeen Grenkefinance op 19 september 2019 heeft gedaan. De kantonrechter komt tot het oordeel dat Grenkefinance de overeenkomst inderdaad heeft ontbonden. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
dwangsom
4.6
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
conclusie
4.7
Samengevat zal worden toegewezen een hoofdsom voor een bedrag van € 6657,17, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 21 december 2020 tot en met de dag van algehele voldoening, € 756,36 aan buitengerechtelijke kosten exclusief btw, € 783,30 aan vervallen rente en € 651,84 aan contractuele boete. Daarnaast zal voor recht worden verklaard dat de overeenkomst is ontbonden en zal [gedaagde] worden veroordeeld tot afgifte van de lease-objecten op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 5000,-.
4.8
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.9
Dit vonnis wordt, zoals Grenkefinance vordert, ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan de veroordelingen moeten voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
verklaart voor recht dat de operational leaseovereenkomst tussen partijen is ontbonden;
veroordeelt [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de leaseobjecten in goede staat af te geven aan Grenkefinance, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 5.000,-;
veroordeelt [gedaagde] aan Grenkefinance te betalen een bedrag van € 8.848,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van € 6657,17 vanaf 21 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Grenkefinance vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 91,36 aan dagvaardingskosten en € 611,- ( 2 punten x € 311,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236