ECLI:NL:RBROT:2021:4604

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
8801838 CV EXPL 20-35099
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in geschil over onrechtmatig handelen en schadevergoeding door voormalig werknemer met gebruik van tankpas

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert Fidflex Contracting B.V. een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door misbruik te maken van een tankpas die aan hem ter beschikking was gesteld tijdens zijn dienstverband. [gedaagde] was van 11 augustus 2017 tot 1 mei 2018 in dienst bij Fidflex en heeft na beëindiging van zijn dienstverband de tankpas onrechtmatig gebruikt. Fidflex vordert een schadevergoeding van € 57.009,14, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat [gedaagde] de tankpas heeft gebruikt voor tankbeurten op 29 februari 2020, en dat hij verantwoordelijk is voor de kosten die daarmee gepaard gaan. De kantonrechter heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren en heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere procedurele stappen. De uitspraak is gedaan op 5 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8801838 CV EXPL 20-35099
uitspraak: 5 maart 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fidflex Contracting B.V.,
gevestigd te Oude-Tonge (Gemeente Oostflakkee),
eiseres,
gemachtigde: mr. M.C.V. Dornstedt,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. Kocabas,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Fidflex’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 24 september 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 30 november 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de akte van Fidflex houdende overleggen productie;
de akte van Fidflex uitlaten producties;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2021 op grond van artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Fidflex is de voormalig werkgeefster van [gedaagde] . [gedaagde] is met ingang van 11 augustus 2017 als uitzendkracht bij Fidflex in dienst gekomen. Op 1 mei 2018 is het dienstverband ten einde gekomen.

3..Het geschil

3.1
Fidflex vordert – kort weergegeven – dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Wordt verklaard voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Fidflex als gevolg van zijn onrechtmatig handelen c.q. de ongerechtvaardigde verrijking door misbruik te maken van een aan Fidflex toebehorende tankcard (door daarmee veelvuldig te tanken) én te verklaren voor recht dat [gedaagde] als gevolg daarvan jegens Fidflex schadeplichtig is geworden;
II. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan Fidflex van een bedrag van € 57.009,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] wordt veroordeeld tot vergoeding van de door Fidflex geleden schade en (beslag)kosten (waaronder advocaatkosten voor een bedrag van € 12.306,62) nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de kosten van de gelegde beslagen, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde en de nakosten.
3.2
Fidflex legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld dan wel is hij ongerechtvaardigd verrijkt doordat hij onrechtmatig brandstof tankte op kosten van Fidflex. Fidflex heeft hierdoor schade geleden. [gedaagde] is tevens wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

Absolute bevoegdheid

4.1
Ter zitting heeft de kantonrechter haar bevoegdheid ten aanzien van deze zaak aan de orde gesteld. Hierin wordt als volgt besloten. Uit artikel 93, aanhef en onder c Rv volgt dat de kantonrechter beslist over zaken betreffende onder andere een arbeidsovereenkomst (de zogenoemde ‘aardvorderingen’). Met het woord ‘betreffende’ wordt bedoeld dat het niet alleen gaat om vorderingen die hun grondslag hebben in de arbeidsovereenkomst, maar dat voldoende is dat de vordering hiermee verband houdt.
4.2
Fidflex stelt dat haar vordering voortvloeit uit de tussen partijen aanwezige arbeidsovereenkomst. Fidflex heeft toen, middels haar werknemers, een tankpas ter beschikking gesteld aan [gedaagde] . Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde] de tankpas in zijn bezit gehouden en heeft [gedaagde] , door de tankpas te gebruiken, een onrechtmatige daad begaan dan wel heeft hij zich ongerechtvaardigd verrijkt, aldus Fidflex. [gedaagde] betwist de bevoegdheid van de kantonrechter, maar laat na dergelijke betwisting te motiveren, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan. Gelet op feit dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat de tankpas tijdens de uitvoering van deze arbeidsovereenkomst ter beschikking zou zijn gesteld aan [gedaagde] , dient de zaak op grond van artikel 93, onder c Rv door de kantonrechter te worden behandeld. De kantonrechter verklaart zich dan ook bevoegd.
Tankpas en gebruik op 29 februari 2020
4.3
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] in het bezit was van een tankpas van Fidflex en indien zo, of [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van deze tankpas in de periode van 23 augustus 2017 en 29 februari 2020. Fidflex stelt dat zij met [naam] , beheerder van een Tamoil Tankstation te [plaatsnaam] , een regeling heeft dat werknemers van Fidflex die zich in opdracht van haar bij [naam] melden, door [naam] worden afgetankt met de tankpas van Tamoil. [naam] heeft deze tankpas in beheer en noteert vervolgens de naam en het kenteken op de bon. Fidflex beschikt zelf over reservepassen die kunnen worden gebruikt in het geval [naam] niet in de gelegenheid is om de auto af te tanken. De reservepassen zijn in beheer van de afdeling plannen, waar [gedaagde] werkzaam was. [gedaagde] stelt niet op de hoogte te zijn van bovenvermelde afspraken tussen Fidflex en [naam] .
4.4
Fidflex stelt dat zij op 24 februari 2020 heeft ontdekt dat er misbruik werd gemaakt van een van de reservepassen en dat uit het daarop volgende onderzoek – kort weergegeven – is gebleken dat [gedaagde] de betreffende tankpas in zijn bezit had en dat hij deze veelvuldig heeft gebruikt. Hierdoor vordert zij van [gedaagde] vergoeding van de door haar geleden schade. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist.
Tankbeurten op 29 februari 2020
4.5
De kantonrechter overweegt in dit kader als volgt. Uit de tankadministratie blijkt dat er op diverse momenten opmerkelijk veel is getankt, waaronder op zondag 23 februari 2020, waar op één dag vijf keer is getankt. Sinds mei 2018 is er meerdere keren getankt voor méér dan 70 liter brandstof, terwijl Fidflex stelt dat haar auto’s een benzinetank van maximaal 70 liter hebben. Uit door [naam] bewaarde camerabeelden blijkt dat [gedaagde] op 29 februari 2020 met twee verschillende voertuigen heeft getankt om 13:01 uur en 14:18 uur, hetgeen door [gedaagde] erkend wordt. Uit de tankpasadministratie blijkt dat deze tijdstippen exact overeenkomen met het tijdstip waarop met de tankpas is getankt, zodat het zeer aannemelijk is dat [gedaagde] bij deze tankbeurten inderdaad gebruik heeft gemaakt van de tankpas van Fidflex. [gedaagde] betwist dit en voert aan dat het klopt dat hij, omdat hij op 350 meter afstand van het tankstation woont, frequent tankt bij dit tankstation. [gedaagde] stelt echter dat hij dit op eigen kosten doet en dat hij op 29 februari 2020 dan ook voor de tankbeurten betaald heeft met zijn eigen pinpas. [gedaagde] verwijst in dit kader naar de door hem ingebrachte bankafschriften. In tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] verklaart, blijkt uit de door hem overgelegde bankafschriften echter niet dat hij op
29 februari 2020 om 13:01 uur en 14:18 uur heeft betaald met zijn pinpas. De kantonrechter acht dit deel van de vordering dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist en komt tot de conclusie dat [gedaagde] , in ieder geval op dit moment, beschikte over de tankpas van Fidflex en dat hij met deze tankpas heeft betaald voor zijn tankbeurten op 29 februari 2020. [gedaagde] zal dan ook veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten die voortvloeien uit deze tankbeurten.
Overig gebruik en bewijslastverdeling
4.6
Gelet op artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op Fidflex, die zich op de rechtsgevolgen beroept, derhalve de bewijslast van deze stellingen. Echter, gelet op het overwogene in 4.5, in samenhang bezien met de overige verklaringen van partijen, wordt, behoudens door gedaagde te leveren tegenbewijs, voorshands bewezen geacht dat [gedaagde] ook over de tankpas beschikte in de resterende, door Fidflex gestelde, periode van 23 augustus 2017 tot en met 24 februari 2020 en dat [gedaagde] daardoor jegens Fidflex verantwoordelijk is voor de in die periode gedane betalingen met die tankpas.
4.7
Weliswaar heeft [gedaagde] facturen en urenlijsten over de periode oktober 2018 tot en met maart 2020 in het geding gebracht, waaruit zou moeten blijken dat [gedaagde] op bepaalde, in de tankpasadministratie opgenomen, momenten onmogelijk degene is geweest die met de tankpas heeft getankt, maar deze verklaringen vormen, in het licht van al het bovenstaande, thans onvoldoende weerlegging van hiervoor vermelde stellingen van Fidflex.
4.8
Gelet hierop zal de kantonrechter [gedaagde] , conform zijn aanbod, in de gelegenheid stellen om het hiervoor genoemde tegenbewijs te leveren. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
4.9
De zaak wordt naar de rol verwezen om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of en hoe hij zijn stellingen wil bewijzen. Fidflex en [gedaagde] worden daarnaast in de gelegenheid gesteld om verhinderdata op te geven voor de maanden april, mei en juni 2021.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
stelt [gedaagde] in de gelegenheid tegenbewijs te leveren als weergegeven in rechtsoverweging 4.6;
bepaalt dat [gedaagde] zich op de rolzitting van
dinsdag 23 maart 2021bij akte moet uitlaten of, en zo ja hoe, hij dit bewijs wil leveren, waarbij wordt opgemerkt dat de akte uiterlijk de dag voor de genoemde zitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn;
bepaalt dat Fidflex en [gedaagde] zich op de rolzitting van
dinsdag 23 maart 2021dienen uit te laten over haar verhinderdata voor de maanden april, mei en juni 2021;
bepaalt dat als [gedaagde] schriftelijk bewijs wil leveren, hij dit schriftelijke bewijs met zijn akte in het geding moet brengen;
bepaalt dat als [gedaagde] getuigen wil laten horen, hij in haar akte moet opgeven de naam en woonplaats van de te horen getuigen en van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de komende drie maanden;
bepaalt dat een getuigenverhoor wordt gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 in Rotterdam ten overstaan van de kantonrechter die dit vonnis wijst;
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236