Uitspraak
1..Het verdere verloop van de procedure
2. De verdere beoordeling
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ANWB B.V. en een gedaagde partij die niet heeft gereageerd op de dagvaarding. De eisende partij, ANWB B.V., heeft een vordering ingesteld op basis van een verzekeringsovereenkomst die telefonisch is afgesloten. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis vastgesteld dat de overeenkomst gekwalificeerd moet worden als een verzekeringsovereenkomst, waarbij een ANWB-lidmaatschap vereist is voor de Wegenwacht Service. De eisende partij heeft gesteld dat zij heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen, zoals voorgeschreven door de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan, ondanks dat de gedaagde partij geen verweer heeft gevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst niet eerder is geëindigd dan 1 november 2019, en dat de gedaagde partij tot die datum premie verschuldigd is. De vordering tot betaling van € 98,00 is toegewezen, evenals de wettelijke vertragingsrente en de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden. De kantonrechter heeft de eisende partij aangespoord om in de toekomst zorgvuldiger om te gaan met de dagvaarding en de bijbehorende informatie, om te voorkomen dat vorderingen gedeeltelijk worden afgewezen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 139,69, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 243,18. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.