Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De beoordeling
3..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. Pieterse, een vordering ingediend tegen gedaagde, die niet heeft gereageerd op de dagvaarding. De vordering betreft een vrijwaringsprocedure, waarbij eiseres verzoekt om gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag dat zij mogelijk verschuldigd is aan Aegon in een andere procedure (zaaknummer 8894772 CV EXPL 20-42973). Eiseres heeft gevorderd dat, in het geval zij wordt veroordeeld in de hoofdzaak, gedaagde hetzelfde bedrag aan haar vergoedt.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering niet ongegrond of onrechtmatig is en heeft deze toegewezen. Gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Aangezien eiseres procedeert op basis van een toevoeging, zijn de proceskosten beperkt tot het salaris van haar gemachtigde. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag waartoe eiseres in de hoofdzaak is veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten vastgesteld op € 311,-.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde het bedrag moet betalen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. Indien gedaagde niet binnen 14 dagen na de uitspraak aan het vonnis voldoet, zal hij ook extra kosten en rente verschuldigd zijn. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting door mr. I.K. Rapmund.