ECLI:NL:RBROT:2021:4586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
8891617 CV EXPL 20-5778
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidstelling voor proceskosten en de afweging van belangen bij storting op derdengeldenrekening

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, is op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in het kader van een geschil over de zekerheidstelling voor proceskosten. Eiser, [persoon A], h.o.d.n. [handelsnaam A], had de opdracht gekregen om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 6.474,- door middel van een bankgarantie. Echter, de bank weigerde medewerking te verlenen aan het realiseren van deze bankgarantie. In plaats daarvan verzocht de gemachtigde van [persoon A] de kantonrechter om akkoord te gaan met een storting van het bedrag op de derdengeldenrekening van haar kantoor. De gemachtigde van de gedaagde partij, Damen Shipyards Gorinchem B.V., was hiertegen gekant en voerde aan dat een derdengeldenrekening niet geschikt was voor deze zekerheidstelling.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. De gemachtigde van Damen stelde dat er risico's verbonden waren aan het gebruik van een derdengeldenrekening, zoals beslaglegging en complicaties bij de uitbetaling. De kantonrechter oordeelde echter dat [persoon A] voldoende had aangetoond dat het voor hem niet mogelijk was om de gevraagde bankgarantie te verkrijgen. De rechter concludeerde dat het belang van [persoon A] om zijn vorderingen te laten beoordelen zwaarder woog dan de bezwaren van Damen tegen de voorgestelde zekerheidstelling.

De kantonrechter heeft bepaald dat [persoon A] het bedrag van € 6.474,- binnen twee weken moest overmaken naar de derdengeldenrekening van de gemachtigde van Damen, met een termijn voor Damen om te bevestigen of het bedrag was ontvangen. De verdere beslissing werd aangehouden, en de zaak werd verwezen naar de rol van 24 juni 2021 voor uitlating door Damen over de gestelde zekerheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8891617 CV EXPL 20-5778
uitspraak: 27 mei 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[persoon A] , h.o.d.n. [handelsnaam A],
wonende in [woonplaats A] , [land A] ,
eiser,
tevens verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. A.J. Spiegeler,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Damen Shipyards Gorinchem B.V.,
gevestigd in Gorinchem,
gedaagde,
tevens eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. S.M. Oude Alink en mr. T.A. Uildriks.
Partijen worden hierna “ [persoon A] ” en “Damen” genoemd.

1..Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het vonnis in het incident van 4 maart 2021 en de daarin opgenomen processtukken;
  • het e-mailbericht van mr. Spiegeler van 14 mei 2021;
  • het e-mailbericht van mr. Oude Alink van 17 mei 2021;
  • het e-mailbericht van mr. Spiegeler van 19 mei 2021 met bijlagen;
  • het e-mailbericht van mr. Oude Alink van 19 mei 2021.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis in het incident van 4 maart 2021 tot het stellen van zekerheid voor proceskosten heeft de kantonrechter [persoon A] bevolen om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 6.474,- ter zake van proceskosten door middel van het stellen van een onherroepelijke garantie op Rotterdams Garantieformulier, uitgegeven door een eersteklas Nederlandse bank.
2.2.
In haar e-mailbericht van 14 mei 2021 laat de gemachtigde van [persoon A] weten dat de bank geen medewerking wil verlenen aan het realiseren van een bankgarantie en verzoekt zij de kantonrechter daarom akkoord te gaan met het stellen van zekerheid door storting van het bedrag op de derdengeldenrekening van haar kantoor. Bij haar e-mailbericht van 19 mei 2021 overlegt de gemachtigde van [persoon A] een afschrift van de rekening van de Stichting Derdengelden van haar kantoor met de betaling van het bedrag van € 6.474,- van [persoon A] op 18 mei 2021, e-mailcorrespondentie met Rabobank waarin Rabobank meedeelt geen bankgarantie te willen verstrekken en een e-mailbericht van een collega van mr. Spiegeler van 18 mei 2021 waarin hij schrijft dat de banken die hij heeft benaderd (ING, ABN AMRO en ‘onze huisbank’ (ktr: aangenomen wordt dat hiermee Rabobank wordt bedoeld)) weigeren mee te werken aan een bankgarantie.
2.3.
De gemachtigde van Damen schrijft in zijn e-mailbericht van 17 mei 2021 dat hij niet akkoord gaat met zekerheidstelling door middel van het overmaken van gelden naar een derdengeldenrekening. De gemachtigde voert aan dat de derdengeldenrekening daarvoor niet is bedoeld en geen afgescheiden vermogen betreft, dat er een risico is dat op de derdengeldenrekening beslag kan worden gelegd ter zake van andere kwesties, dat gelden abusievelijk kunnen worden overgeboekt en dat er complicaties kunnen ontstaan als [persoon A] uiteindelijk zou weigeren ermee in te stemmen dat vanaf de derdengeldenrekening wordt uitbetaald. In zijn e-mailbericht van 19 mei 2021 verzoekt de gemachtigde van Damen [persoon A] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen in de hoofdzaak, aangezien hij geen zekerheid heeft gesteld.
2.4.
[persoon A] heeft voldoende onderbouwd dat het voor hem niet mogelijk is zekerheid te stellen op de manier die de kantonrechter in het vonnis van 4 maart 2021 heeft voorgeschreven. [persoon A] heeft inmiddels het bedrag van € 6.474,- overgemaakt naar de derdengeldenrekening van zijn gemachtigde. Gelden op een derdengeldenrekening van een advocaat zijn afgescheiden van het eigen vermogen van de advocaat. Aanspraak op deze gelden hebben de (gezamenlijke) rechthebbenden. De vrees van Damen dat abusievelijk gelden worden overgeboekt is niet nader onderbouwd en dit ligt ook niet voor de hand, gelet op de regels die gelden voor overboekingen vanaf een derdengeldenrekening. Aan Damen kan worden toegegeven dat storting op de derdengeldenrekening haar mogelijk enigszins minder zekerheid oplevert dan een bankgarantie voor dit bedrag, vanwege eventueel beslag dat hierop kan worden gelegd, maar Damen heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een concrete dreiging van beslaglegging. Aangezien uit het vonnis van
4 maart 2021 duidelijk volgt dat dit bedrag het vooraf begrote bedrag aan proceskosten is waarvoor [persoon A] zekerheid dient te stellen, ligt het voorts niet voor de hand dat een aanspraak van [persoon A] tot (terug)betaling van dit bedrag als hij in de hoofdzaak in de proceskosten wordt veroordeeld, zal (moeten) worden gehonoreerd.
2.5.
Onder deze omstandigheden weegt het belang van [persoon A] om zijn vorderingen te kunnen laten beoordelen door de bevoegde rechter zwaarder dan de bezwaren van Damen tegen de voorgestelde wijze van zekerheidstelling. Om Damen tegemoet te komen zal worden bepaald dat (de gemachtigde van) [persoon A] het bedrag van € 6.474,- binnen twee weken na vandaag moet overmaken op de derdengeldenrekening van (het kantoor van) de gemachtigde van Damen, zoals de gemachtigde van [persoon A] ook heeft aangeboden. Damen krijgt vervolgens een termijn van twee weken om zich uit te laten of het bedrag op de derdengeldenrekening van (het kantoor van) haar gemachtigde is ontvangen.
2.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3..De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat [persoon A] het bedrag van € 6.474,-, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak, binnen twee weken na vandaag overmaakt naar de derdengeldenrekening van (het kantoor van) de gemachtigde van Damen;
verwijst deze zaak naar de rol van 24 juni 2021 voor uitlating door Damen over de vraag of zekerheid is gesteld door [persoon A] en, zo ja, tevens voor het nemen van een conclusie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424