In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, is op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in het kader van een geschil over de zekerheidstelling voor proceskosten. Eiser, [persoon A], h.o.d.n. [handelsnaam A], had de opdracht gekregen om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 6.474,- door middel van een bankgarantie. Echter, de bank weigerde medewerking te verlenen aan het realiseren van deze bankgarantie. In plaats daarvan verzocht de gemachtigde van [persoon A] de kantonrechter om akkoord te gaan met een storting van het bedrag op de derdengeldenrekening van haar kantoor. De gemachtigde van de gedaagde partij, Damen Shipyards Gorinchem B.V., was hiertegen gekant en voerde aan dat een derdengeldenrekening niet geschikt was voor deze zekerheidstelling.
De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. De gemachtigde van Damen stelde dat er risico's verbonden waren aan het gebruik van een derdengeldenrekening, zoals beslaglegging en complicaties bij de uitbetaling. De kantonrechter oordeelde echter dat [persoon A] voldoende had aangetoond dat het voor hem niet mogelijk was om de gevraagde bankgarantie te verkrijgen. De rechter concludeerde dat het belang van [persoon A] om zijn vorderingen te laten beoordelen zwaarder woog dan de bezwaren van Damen tegen de voorgestelde zekerheidstelling.
De kantonrechter heeft bepaald dat [persoon A] het bedrag van € 6.474,- binnen twee weken moest overmaken naar de derdengeldenrekening van de gemachtigde van Damen, met een termijn voor Damen om te bevestigen of het bedrag was ontvangen. De verdere beslissing werd aangehouden, en de zaak werd verwezen naar de rol van 24 juni 2021 voor uitlating door Damen over de gestelde zekerheid.