Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil in conventie
4..Het geschil in reconventie
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres [persoon A] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [persoon B] met betrekking tot de overdracht van het dossier van hun gezamenlijke onderneming, [naam onderneming]. De procedure is gestart op basis van een dagvaarding van 30 april 2021, waarbij de mondelinge behandeling op 10 mei 2021 heeft plaatsgevonden. Eiseres vordert onder andere dat [persoon B] het complete dossier van de onderneming overdraagt en een schadevergoeding van € 12.000,- betaalt. Eiseres stelt dat zij als enige vennoot staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK) en dat zij de gevorderde gegevens nodig heeft voor belastingaangifte en om te beslissen over de voortzetting van de onderneming.
Gedaagde [persoon B] betwist de vorderingen van [persoon A] en stelt dat er een overeenkomst is gesloten waarin [persoon A] afstand heeft gedaan van haar aandeel in de onderneming tegen betaling van € 5.000,-. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van [persoon A] niet toewijsbaar zijn, omdat zij niet heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang is en omdat de vorderingen niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank wijst ook de vorderingen van [persoon B] af, waaronder een contactverbod en schadevergoeding, omdat niet is aangetoond dat [persoon A] zich onrechtmatig heeft gedragen.
De rechtbank concludeert dat de vorderingen in conventie en reconventie worden afgewezen en dat [persoon A] in de proceskosten wordt veroordeeld. De beslissing is genomen door de kantonrechter mr. R.J. van Boven en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.