ECLI:NL:RBROT:2021:4575

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
ROT 20/378
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stopzetten van salarisdoorbetaling wegens weigering passende arbeid door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de stopzetting van haar salaris, die was ingegaan op 16 april 2019, omdat zij naar eigen zeggen te ziek was om de aangeboden passende arbeid te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, ondanks haar klachten, in staat was om passende arbeid te verrichten en dat zij deze arbeid had geweigerd. De rechtbank baseerde haar oordeel op adviezen van de bedrijfsarts en het UWV, die beiden hadden geconcludeerd dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was en dat zij mogelijkheden had om te werken. De rechtbank oordeelde dat de stopzetting van de salarisdoorbetaling door verweerder rechtmatig was, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij niet in staat was om de aangeboden arbeid te verrichten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigden: mr. B.M. van Kerkvoorden en [naam gemachtigde]
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. I. Plaisier.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om de betaling van het salaris van eiseres met ingang van 16 april 2019 stop te zetten voor de duur dat eiseres weigert passende arbeid te verrichten.
Bij besluit van 19 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door ir. [naam persoon] .

Overwegingen

1.1
Eiseres was als [naam functie] bij verweerders Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam werkzaam.
2
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder is van mening dat eiseres wel passende arbeid kan verrichten. Eiseres heeft dit volgens verweerder geweigerd en werkt niet aan haar re-integratie mee. Hierdoor mocht hij de doorbetaling van het salaris van eiseres stopzetten.
3
3.1
Eiseres is van mening dat zij sinds 16 april 2019 te ziek is om de passende arbeid te verrichten die verweerder heeft aangeboden. Dit komt door haar lichamelijke en zeer ernstige psychische klachten. Hierdoor mocht verweerder de doorbetaling van haar salaris niet op 16 april 2019 stopzetten.
3.2
De rechtbank is het niet met eiseres eens en legt hieronder uit waarom niet.
3.3
Verweerder heeft de doorbetaling van het salaris van eiseres met toepassing van artikel 56c, tweede lid, aanhef en onder c, van het Ambtenarenreglement Rotterdam (AR) stopgezet. Dit kan verweerder doen als de medewerker weigert om passende arbeid te verrichten en dat niet had mogen weigeren. Dit mag de medewerker niet weigeren als zij door ziekte haar eigen functie niet kan uitvoeren, maar wel passende arbeid krijgt aangeboden. De arbeid is passend als de medewerker op basis van haar kennis en kunde die arbeid zou moeten kunnen verrichten, maar niet als dit door de lichamelijke, geestelijke of sociale aard daarvan niet van de medewerker kan worden gevraagd.
3.4
De bedrijfsarts heeft in het advies van 15 april 2019 verteld dat eisers vanaf 8 april 2019 in staat is om arbeid te verrichten. De bedrijfsarts heeft dit ook al eerder geadviseerd.
3.5
Eiseres heeft een andere bedrijfsarts om een second opinion gevraagd. Deze bedrijfsarts heeft in zijn advies van 28 mei 2019 verteld dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft. De behandelend bedrijfsarts heeft dit goed ingeschat. Op verzoek van eiseres heeft de bedrijfsarts dit advies in het e-mailbericht van 31 mei 2019 nog een keer uitgelegd. Volgens de bedrijfsarts zou eiseres halve dagen moeten kunnen werken. Hierbij heeft de bedrijfsarts wel verteld dat de re-integratie in kleine stapjes moet gebeuren, maar niet dat eiseres helemaal geen passende arbeid kan verrichten.
3.6
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV) heeft op 29 juli 2019 een arbeidsdeskundig rapport en een beoordeling vastgesteld. In het rapport staat dat eisers haar eigen werk niet meer kan doen, maar dat zij wel ander werk zou kunnen doen. In de beoordeling staat dat verweerder voldoende re-integratieinspanningen heeft verricht, maar dat er kansen verloren zijn gegaan omdat eiseres niet aan haar re-integratie heeft meegewerkt. Op basis van het rapport en de beoordeling neemt UWV op 30 juli 2019 een beslissing. Volgens UWV is eiseres voor 51,01% arbeidsongeschikt. Eiseres gaat tegen deze beslissing in bezwaar en daarna bij de rechtbank in beroep, maar krijgt bij beide geen gelijk. In de uitspraak van de rechtbank staat zelfs dat UWV duidelijk heeft uitgelegd dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is.
3.7
Al deze stukken vertellen de rechtbank niet dat eiseres geen passende arbeid zou kunnen verrichten omdat zij daarvoor te ziek is. Eiseres is van mening dat die stukken fout zijn en het is dan ook aan haar om dit duidelijk te maken.
3.8
De brief van 9 september 2019 van een medewerker van Ard Korevaar Personenschade is niet genoeg om dit duidelijk te maken. Deze medewerker is wel van mening dat eiseres geen passende arbeid kan verrichten, maar de rechtbank weet niet of deze medewerker de deskundigheid heeft om zelf tot die mening te komen. De rechtbank weet ook niet of deze medewerker van mening is dat eiseres op 16 april 2019 geen passende arbeid kon verrichten.
3.9
Ook het werkplan dat UWV op 13 augustus 2019 heeft vastgesteld is niet genoeg. Dit werkplan spreekt zichzelf tegen. Aan de ene kant staat in het werkplan dat ander werk ‘nu’ al mogelijk zou kunnen zijn als met de beperkingen van eiseres rekening wordt gehouden. Aan de ander kant staat in het werkplan dat er geen reële mogelijkheden zijn om eiseres naar een betaalde werksituatie te begeleiden. Ook in het werkplan staat niet dat eiseres op 16 april 2019 geen passende arbeid kon verrichten.
3.1
Het werkplan is ook al voor het beroep over het arbeidsongeschiktheidspercentage opgesteld. UWV had in dat beroep wel verteld als zij door dat werkplan van mening is veranderd en eiseres helemaal arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft op zitting daarover gezegd dat UWV in die beroepsprocedure heeft verteld dat haar arbeidsongeschiktheids-percentage anders zou kunnen zijn maar dat UWV niet genoeg mensen heeft om dat te beoordelen. Dit blijkt alleen niet uit de stukken en de rechtbank heeft het beroep ook ongegrond verklaard.
3.11
Over de bedrijfsartsen heeft eiseres op zitting gezegd dat zij bevooroordeeld zouden zijn, maar dit blijkt niet uit de stukken. Hiervoor is van belang dat ook UWV van mening is dat eiseres niet helemaal arbeidsongeschikt is.
3.12
Een van de gemachtigden van eiseres heeft op zitting nog over een aantal andere zaken verteld die op de achtergrond spelen. Deze andere zaken spelen in deze procedure alleen geen rol en de rechtbank gaat er dan ook niet op in.
3.13
Eiseres heeft geen andere redenen genoemd waarom verweerder de doorbetaling van haar salaris niet had mogen stopzetten. Eiseres heeft tijdens de zitting wel verteld dat zij op 1 april 2019 op het werk is gekomen en dat zij zich toen ziek heeft gemeld, maar zij heeft niet ontkend dat zij sinds 16 april 2019 passende arbeid heeft geweigerd. Er is dan ook geen reden voor de rechtbank om te oordelen dat verweerder de salarisdoorbetaling aan eiseres op dat moment niet had mogen stopzetten.
4
4.1
Het beroep is ongegrond.
4.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter,
in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 mei 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.