ECLI:NL:RBROT:2021:4574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
10/754535-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het samen met anderen invoeren van cocaïne en diefstal van containers door middel van pincodefraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het samen met anderen invoeren van cocaïne en diefstal van containers door middel van pincodefraude. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de invoer van cocaïne en meermalen diefstal van containers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat hij op de hoogte was van de illegale activiteiten, gezien de modus operandi van de pincodefraude die in de Rotterdamse haven plaatsvond. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de georganiseerde drugshandel op de samenleving. De verdachte werd ook veroordeeld tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon, die gebruikt was bij de strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/754535-20
Datum uitspraak: 20 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
woonachtig op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ( [land verdachte] ),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.J. Blotwijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een locatieverbod voor de Maasvlakte te Rotterdam en alle zeehavens in Nederland met een containerterminal;
  • onttrekking aan het verkeer van de bij de verdachte in beslag genomen telefoon.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1 en feit 3)
Aan de verdachte wordt onder feit 1 kort gezegd verweten dat hij in of omstreeks 30 t/m 31 oktober 2020 in Rotterdam, samen met een ander of anderen opzettelijk 409,6 kg cocaïne in Nederland heeft ingevoerd althans aanwezig gehad.
Onder feit 3 wordt hem kort gezegd verweten dat hij op 20 juni, 20 oktober en 30 oktober 2020 in Rotterdam, samen met een ander of anderen, containers heeft gestolen waarbij de verdachte gebruik heeft gemaakt van pincodes waarover hij niet rechtmatig beschikte.
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van opzet op de aan hem verweten gedragingen. Hij had geen weet van de aanwezigheid van cocaïne of het ongeoorloofde gebruik van de aan hem verstrekte pincodes.
4.2.2.
Beoordeling
Modus operandi ‘pincodefraude’
Uit informatie van de politie is gebleken dat sinds 2018 in de Rotterdamse haven, in verband met de illegale invoer van drugs, veelvuldig gebruik wordt gemaakt van zogenoemde pincodefraude. De modus operandi is in het dossier als volgt beschreven.
Een chauffeur komt bij een terminal om een recent geloste en vrijgegeven container op te halen. Elke container heeft een uniek nummer, een pincode, bestaande uit een aantal cijfers of letters of een combinatie daarvan. Nadat de betaling rond is en het eigendomsbewijs van de container is overgelegd, maakt de rederij een pincode aan en verstrekt deze pincode aan de eigenaar van de goederen in de container (of de ingeschakelde douane-expediteur die de douaneformaliteiten en het vervoer vanaf de terminal regelt; hierna samen: de eigenaar). De eigenaar benadert vervolgens een transportonderneming om de container te vervoeren en verstrekt de pincode, zodat de container opgehaald kan worden.
Bij een aantal containerterminals in de Rotterdamse haven, waaronder de ECT Delta Terminal (hierna: ECT), kan een container worden opgehaald als deze is voorgemeld via Portbase, een digitaal platform waarbinnen containers worden aangemeld alvorens deze mogen worden opgehaald bij de terminal. Na deze aanmelding kan een willekeurige chauffeur die beschikking heeft over het containernummer en de bijbehorende pincode de container ophalen.
Na een melding van de eigenaar, vervoerder of onderzoek van politie blijkt soms dat de chauffeur niet de door de eigenaar aangewezen vervoerder van de container is en dat de container buiten medeweten van de eigenaar en de rechtmatige vervoerder is meegenomen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de meegenomen container daarna kortstondig in een loods of op een afgelegen plek wordt neergezet, waarna in die container vervoerde cocaïne door criminelen uit de container wordt gehaald. Hierna vervolgt de chauffeur zijn weg richting het beoogde legitieme afleveradres. Vaak blijkt bij de aflevering dat de zegel ontbreekt of dat er een vervalste zegel op de container zit. Daarnaast tonen de chauffeurs in veel gevallen een transportopdracht die veelal via e-mail of ander berichtenverkeer is ontvangen. Wat opvalt aan deze opdrachten is dat deze zijn verzonden vanaf een e-mailadres eindigend op outlook.com, hotmail.com of gmail.com. Een aantal van die opdrachten zijn verzonden vanaf e-mailadressen die sterk lijken op de e-mailadressen van officiële bedrijven, maar waar na nader onderzoek blijkt dat dit niet de officiële e-mailadressen zijn van deze bedrijven.
Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven modus operandi acht de rechtbank in de onderhavige zaak de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Container [containernummer 1] – 20 juni 2020
Uit het dossier volgt dat container [containernummer 1] op 20 juni 2020 op de kade van ECT is gelost. De container was afkomstig uit Costa Rica en is daar beladen met dozen ananassen. De container is bestemd voor de firma [naam firma 1] te Barendrecht (hierna: [naam firma 1] ). De verdachte heeft zich op 20 juni 2020 gemeld bij ECT om de container uit te halen. Vervolgens is de verdachte met deze container naar Breda gereden en heeft daar in de buurt van IKEA Breda de container afgekoppeld. Nadat de container was afgekoppeld kwam er een auto aanrijden met daarin twee personen aan wie hij de CMR-vrachtbrief heeft afgegeven. Vervolgens is hij richting huis gegaan. Twee dagen later heeft de verdachte dezelfde container opgehaald in Antwerpen en deze naar [naam firma 1] in Barendrecht gebracht. De verdachte heeft verklaard de opdracht hiertoe op 19 juni 2020 te hebben ontvangen van [naam medeverdachte] die gebruik maakte van het e-mailadres [naam e-mailadres 1] . Twee medewerkers van [naam firma 1] hebben bij aflevering van de container door de verdachte de douane gebeld, omdat zij de situatie niet vertrouwden. De douanemedewerkers troffen vervolgens in de container een pallet met ananassen aan die anders was verpakt en van een ander merk was dan de andere pallets.
Container [containernummer 2] – 20 oktober 2020
De uit Brazilië afkomstige container [containernummer 2] is op 16 oktober 2020 gelost bij ECT. De container bevatte bigbags met Ferro Silicon en was bestemd voor firma [naam firma 2] in Rotterdam (hierna: [naam firma 2] ). De verdachte heeft de container op 20 oktober 2020 opgehaald bij ECT, terwijl die opdracht aan de firma [naam firma 4] was uitbesteed. De benodigde pincode is niet door [naam firma 2] of de firma [naam firma 4] aan de verdachte verstrekt. De container had afgeleverd moeten worden bij [naam firma 2] aan de [adres 2] in Rotterdam, maar uit het start-/stoprapport en de verklaring van de verdachte blijkt dat de verdachte naar de [adres 1] in [plaats] op Goeree-Overflakkee is gereden en daar een aantal uur heeft stilgestaan. Dit adres betreft een straat op een bedrijventerrein waar diverse loodsen zijn gevestigd. Hierna is de verdachte weer teruggereden naar Rotterdam en heeft de container de volgende dag vroeg in de ochtend alsnog afgeleverd bij [naam firma 2] . Medewerkers van [naam firma 2] constateerden dat de zegel op de container er anders uit zag dan andere zegels van dezelfde partij containers. De container is vervolgens geopend en men heeft vastgesteld dat er in de container met de lading is gerommeld. Zo lag er lading buiten de bigbags. In de telefoon van de verdachte is e-mailcorrespondentie met [naam e-mailadres 2] van 20 oktober 2020 aangetroffen, waarin de opdracht voor het ophalen van de container wordt vermeld.
Container [containernummer 3] – 30/31 oktober 2020
Op 30 oktober 2020 is container [containernummer 3] op de kade van ECT gelost. Het schip was afkomstig uit Brazilië en de container bevatte bigbags met Ferro Silicon. De container moest afgeleverd worden bij [naam firma 3] in Moerdijk. De verdachte is op 30 oktober 2020 naar ECT gereden om deze container op te halen. Na het invoeren van de juiste pincode door de verdachte is de container op zijn trailer gezet. Bij de uitgang van het terrein bleek dat er in de tussentijd een douaneblokkade op de container was gekomen, waardoor de slagboom niet open ging en de container door de douane gecontroleerd moest worden. Bij de controle toonde de verdachte een opdracht per e-mail, die hij had ontvangen via het adres [naam e-mailadres 2] . Na onderzoek is geconstateerd dat de rederij, [naam rederij] ., het transport voor deze container nog moest regelen en dat de verdachte niet is benaderd als vervoerder voor deze container.
Gelijkenissen transporten verdachte en pincodefraude
De rechtbank stelt ten aanzien van de door de verdachte uitgevoerde transporten vast dat deze overeenkomsten vertonen met de weergegeven werkwijze bij de pincodefraude, namelijk (telkens):
  • de verdachte heeft zich bij ECT gemeld om een recent geloste container op te halen;
  • de container was afkomstig uit een land in Zuid-Amerika;
  • de verdachte beschikte over de juiste pincode om de container uit te halen, terwijl de pincode hem niet door of namens de eigenaar van de container was verstrekt;
  • de verdachte heeft geen vervoersopdracht van of namens de eigenaar van de container verkregen;
  • de opdracht was verkregen via e-mailadressen eindigend op gmail.com en outlook.com;
  • de aangetroffen lading in dan wel zegel op de container was afwijkend;
(met betrekking tot zijn handelen op 20 juni en 20 oktober 2020:)
  • de verdachte heeft de container als tussenstop naar een industrieterrein of loods vervoerd, althans naar een andere plaats dan het afleveradres;
  • de container stond een zekere tijd op die locatie;
  • de verdachte heeft de container vervolgens afgeleverd bij het juiste afleveradres van de container.
Na onderzoek zijn in de container die de verdachte op 30 oktober 2020 op zijn trailer had gezet pakketten aangetroffen met een nettogewicht van ruim 400 kilo. Uit onderzoek is gebleken dat alle bemonsterde pakketten cocaïne bevatten.
Tussenstops
Voor wat betreft de tussenstop in Breda die de verdachte met de container op 20 juni 2020 maakte en het vervolgens moeten ophalen van de container in Antwerpen, heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij deze gang van zaken zelf ook gek vond.
Vervolgens heeft de verdachte op verzoek van een opdrachtgever op 20 oktober 2020 wederom een tussenstop gemaakt, onder andere op de [adres 1] in [plaats] waar de vrachtwagen meerdere uren heeft stilgestaan. De verdachte heeft verklaard dat hij een mankement had aan zijn trailer en dat de opdrachtgever, [naam e-mailadres 2] , een monteur voor hem had geregeld en dat hij naar [plaats] moest. Uit het dossier blijkt echter dat de verdachte de afslag richting de [adres 1] al had genomen voordat de opdrachtgever per e-mail liet weten dat de reparatie daar plaats zou vinden op de [adres 1] te [plaats] . In de e-mail staat vermeld dat er een eerder telefonisch contact was, maar dit blijkt niet uit de telefoongegevens van de verdachte. Bovendien was de rit naar [plaats] langer dan de rit naar het afleveradres. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, gelet op de communicatie, locatie en bijbehorende tijdstippen, dan ook ongeloofwaardig.
Communicatie verdachte
De opdrachten voor de drie genoemde containers zijn steeds (ook) per e-mail bij de verdachte binnen gekomen. Op 20 juni kreeg de verdachte de opdracht via [naam e-mailadres 1]
.Op 20 en 30 oktober ontving de verdachte de transportopdracht via [naam e-mailadres 2] , wie zijn mails op 20 oktober afsloot met “ [naam 1] ” en vervolgens “ [naam 2] ” en op 30 oktober met “ [naam 3] ”. De verdachte heeft verklaard laatstgenoemde opdrachtgever, [naam 3] , niet te kennen en geen onderzoek te hebben gedaan naar de opdrachtgever. De verdachte had dus geen informatie over de identiteit van deze opdrachtgever en geen concrete informatie over het bedrijf dat [naam 3] vertegenwoordigde. Het was de verdachte niet bekend of de opdrachtgever stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In de e-mail van deze opdrachtgever stonden geen bedrijfsgegevens vermeld, noch bedrijfslogo’s of een digitale handtekening. Bovendien hebben de verdachte en de opdrachtgever geen betalingsgegevens of btw-nummers uitgewisseld.
Pincodefraude en invoer cocaïne
Gelet op de feiten en omstandigheden die hierboven zijn besproken, de bewijsmiddelen en hetgeen uit het verhandelde op de terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een terugkerend patroon van handelingen rondom de transporten op 20 juni, 20 oktober en 30 oktober 2020. Een patroon dat niet past bij legale handelstransacties, maar bij het uithalen van containers waarbij sprake is geweest van pincodefraude. Wat betreft het laatste transport wordt daarnaast vastgesteld dat sprake was van invoer van cocaïne.
Betrokkenheid [naam verdachte]
Vervolgens moet beoordeeld worden of de verdachte opzet heeft gehad op de invoer, althans het aanwezig hebben van cocaïne en dat hij weet heeft gehad van het ongeoorloofd gebruik maken van de aan hem verstrekte pincodes.
Dat voor hem duidelijk is geweest dat sprake was van pincodefraude ten behoeve van uithaal van cocaïne leidt de rechtbank af uit het gebruik van algemene e-mailadressen, de afwijkende tussenstops en de verklaring van de verdachte daarover, de communicatie rond de opdrachtverlening en het gebrek aan administratie en betalingsbewijzen. De verdachte heeft geen vragen gesteld over de aard van de opdrachten, de ontvangen instructies of de achtergrond van de opdrachtgevers. Hoewel hij zelf heeft erkend dat de tussenstop op 20 juni 2020 vreemd was en de douane vervolgens een afwijkende lading aantrof, heeft de verdachte op 20 oktober 2020 wederom een ongebruikelijke tussenstop gemaakt en de container niet meteen naar de rechtmatige eigenaar vervoerd. Vervolgens heeft de verdachte 10 dagen later van dezelfde opdrachtgever een nieuwe opdracht tot vervoer van een container aanvaard. In deze laatste container is daadwerkelijk cocaïne aangetroffen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat via containers cocaïne de Rotterdamse haven en daarmee Nederland ingevoerd wordt. Dat de verdachte hiervan op de hoogte was, blijkt ook uit communicatie die de verdachte op 29 oktober 2020 met ene [naam 4] heeft gehad. Uit deze berichten leidt de rechtbank af dat de verdachte is gevraagd voor een job, waarbij hij - voordat hij met de container naar de scanner zou rijden - een tussenstop in een loods van een aantal uur moest maken. De verdachte was bereidwillig om de opdracht aan te nemen en vroeg hier uit eigen beweging ‘120K’ voor. De rechtbank gaat er vanuit dat de verdachte daarmee een bedrag van 120.000 euro bedoelde. Gelet op de hoogte van het door de verdachte genoemde bedrag in combinatie met de inhoud van de opdracht kan het niet anders dan dat de opdracht zag op medewerking aan de uithaal van drugs.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er sprake was van pincodefraude en dat de container cocaïne zou bevatten. Er is geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de exacte hoeveelheid cocaïne, zodat hij wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde hoeveelheid van 409,6 kilogram.
Uit artikel 1 lid 4 van de Opiumwet blijkt dat onder het invoeren van verdovende middelen niet alleen binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’). Aldus heeft de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet gehad op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne.
Ten aanzien van alle containers leidt dit tot de conclusie dat hij deze, door ze uit het containerstack te halen met gebruik van een pincode waartoe hij niet gerechtigd was, heeft gestolen. Door zijn handelen heeft de verdachte welbewust het risico aanvaard dat die pincodes niet door hem gebruikt mochten worden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het uithalen van de container op 30 oktober 2020 ook een voltooide diefstal oplevert. De verdachte heeft, door de container op zijn trailer te zetten, de container onttrokken aan de beschikkingsmacht van de rechtmatige eigenaar. Op dat moment is de diefstal voltooid. Het feit dat de verdachte het terrein nog niet verlaten had, doet daar niet aan af.
Medeplegen
Gelet op het complexe logistieke proces rondom de invoer van containers, kan niet anders worden geoordeeld dan dat de verdachte voor de invoer van een hoeveelheid cocaïne en het onrechtmatig ophalen van de containers nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen.
4.2.3.
Conclusie
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak, zijn weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne. Verder is bewezen dat de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een container door gebruik te maken van een pincode waartoe hij niet gerechtigd was.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode 30 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
3.
hij in de periode 1 juni 2020 tot en met 31 oktober 2020, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf de ECT Delta Terminal te Maasvlakte Rotterdam) heeft weggenomen
-een container ( [containernummer 3] ), inhoudende ferro silicon toebehorende aan firma [naam firma 3] ,
-en een container ( [containernummer 1] ), inhoudende ananassen, toebehorende aan firma [naam firma 1] ,
-en een container ( [containernummer 2] ) inhoudende ferro silicon, toebehorende aan firma [naam firma 2] ,
waarbij verdachte en zijn mededader(s) de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een pincode, die hij, verdachte en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren te gebruiken, die containers van de ECT Delta Terminal uit te halen en/of weg te voeren;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van een hoeveelheid cocaïne. Om de partij verdovende middelen tot hun beschikking te krijgen heeft de verdachte door middel van pincodefraude een container gestolen. In de container is daadwerkelijk cocaïne aangetroffen. Verder heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen van containers vanaf de ECT Delta Terminal. De containers zijn weggenomen door gebruik te maken van pincodes, terwijl de verdachte die pincodes niet in zijn bezit had mogen hebben, omdat hij door of namens de rechthebbende niet ingeschakeld was voor het vervoer van die containers.
Door het plegen van deze strafbare feiten was de verdachte een onmisbare schakel bij de invoer van verdovende middelen. De invoer van harddrugs is een ernstig feit. Harddrugs zoals cocaïne bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid, en ze zijn sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Zo is een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten te relateren aan de behoefte van verdovende middelen van gebruikers. Verder zijn veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en datgene wat hierboven is overwogen is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Dit heeft enerzijds als doel vergelding voor de ontwrichting in de samenleving waar de verdachte indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het als doel anderen ervan te weerhouden zich met georganiseerde drugscriminaliteit in de laten. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hierbij is uitgegaan van een onbekende hoeveelheid cocaïne en niet van de hoeveelheid van ruim 400 kilogram cocaïne waarmee de officier van justitie rekening heeft gehouden. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank, gelet op de feiten, ook geen aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, tezamen met de hierna te bespreken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Samsung, type SM-G960F, te onttrekken aan het verkeer. De rechtbank volgt de officier van justitie daarin niet, nu genoemde maatregel slechts mogelijk is indien het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Wel zal de in beslag genomen telefoon van het merk Samsung, SM-G960F worden verbeurd verklaard. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte en de bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 3.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode 30 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 te Rotterdam, althans Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), een hoeveelheid van ongeveer 409,6 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 te Rotterdam, althans Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 409,6 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 409,6 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 te Rotterdam, althans Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 409,6 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of verschaft en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachte's mededader(s), meermalen, in ieder geval éénmaal
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt en/of een of meer bespreking(en)en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of
- ( een) ander(en) benaderd om diensten te verlenen en/of diensten verleend en/of
- ( een) toegangspas(sen) tot het ECT terrein geregeld en/of beschikbaar gesteld en/of gebruikt en/of
- ( een) container(s) (zonder toestemming van de rechthebbende) meegenomen en/of afgehaald om cocaïne van het ECT terrein af te voeren en/of
- telefonisch en/of per mail en/of sms contact gehouden met één of meer (mede)dader(s) en/of
-de (valselijk verkregen) pincode behorende bij de container gebruikt voor de uithaal/afhaal van de container en/of
- ( onbevoegd) het terrein van de ECT Delta betreden en/of opgereden met (gehuurde) vrachtwagen met trekker (kenteken [kentekennummer] ) en/of oplegger (kenteken [kenetekennummer] ) en/of om de container(s) [containernummer 3] en/of [containernummer 2] af te voeren en/of op te halen van het ECT terrein en/of
-de (valselijk verkregen) pincode behorende bij de container [containernummer 3] en/of [containernummer 2] gebruikt voor de uithaal/afhaal van de container en/of
-de container [containernummer 2] (zonder toestemming van de reguliere ontvanger/rechthebbende) uitgehaald bij het ECT-terrein en/of stilgezet en/of stil laten zetten (voor het (laten) uithalen en/of meenemen van materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) op de [adres 1] en/of in een industrieterrein in [plaats] en/of
- ( vervolgens) (laten) afleveren en/of afgeleverd en/of aangeboden van de container [containernummer 2] bij de reguliere ontvanger [naam firma 2] en/of
-en/of een vrachtwagen gehuurd om (zonder toestemming) de container(s) [containernummer 2] en/of [containernummer 3] uit te (laten) halen en/of te vervoeren voor het (laten) uithalen en/of meenemen van materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I);
3.
hij in of omstreeks de periode 1 juni 2020 tot en met 31 oktober 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, eenmaal of meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf de ECT Delta Terminal te Maasvlakte Rotterdam) heeft weggenomen
-een container ( [containernummer 3] ),inhoudende ferro nikkel en/of ferro silicon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan rederij [naam rederij] en/of firma [naam firma 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
-en/of een container ( [containernummer 1] ),inhoudende ananassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan firma [naam firma 1] en/of rederij [naam rederij] in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
-en/of een container ( [containernummer 2] ) inhoudende ferro nikkel/ferro silicon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan firma [naam firma 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container(s) van de ECT Delta Terminal/ het ECT terrein uit te halen en/of weg te voeren;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 te Rotterdam, (althans) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om (vanaf de ECT Delta Terminal te Maasvlakte Rotterdam) een container ( [containernummer 3] ), inhoudende ferro nikkel en/of ferro silicon, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan rederij [naam rederij] en/of firma [naam firma 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),weg te nemen met het oogmerk zich wederrechtelijk toe te eigenen en/of zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
- één of meer (valse) e-mailberichten uitgewisseld met zijn, verdachtes medeverdachte(n) met betrekking tot het afhalen van de voornoemde container en/of
- zich (onbevoegd en/of zonder toestemming van de rechthebbende) heeft begeven op het ECT-terrein en/of
-(onbevoegd) de (valselijk verkregen) pincode behorende bij voornoemde container heeft gebruikt voor de uithaal/afhaal van de container ( [containernummer 3] ) en/of de voornoemde container heeft afgehaald en/of vervoerd en/of gereden (richting de uitgang van de ECT Delta-terminal) en/of voornoemde container afgehaald en/of overgenomen en/of vervoerd,
en/of hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) daartoe niet bevoegd was/waren en/of geen toestemming van de rechthebbende (van voornoemd container) had/hadden gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.