ECLI:NL:RBROT:2021:4492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
8910352 / CV EXPL 20-44262
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een onbetaald gelaten factuur door consument in het kader van een koopovereenkomst op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Incasso Partners B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De eiser, Incasso Partners, vorderde betaling van een onbetaald bedrag van € 398,15, dat voortkwam uit een koopovereenkomst die de gedaagde had gesloten met de webwinkel "karwei.nl". De vordering was gebaseerd op de overdracht van de vordering door Klarna Bank AB aan Incasso Partners. De gedaagde had eerder een betalingsregeling getroffen, maar had het resterende bedrag niet voldaan. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd aan de hand van verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en schriftelijke reacties van de gedaagde.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling aandacht besteed aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen die gelden bij koopovereenkomsten op afstand. Hij heeft vastgesteld dat de handelaar de consument op duidelijke wijze moet informeren over de belangrijkste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, de totale prijs en eventuele verdere kosten. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat niet voldoende is aangetoond dat aan deze informatieverplichtingen is voldaan, en heeft daarom geen sanctie verbonden aan de eventuele tekortkoming in deze zaak.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Incasso Partners verminderd tot een bedrag van € 54,75, dat de gedaagde moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Incasso Partners zijn vastgesteld op € 210,75 aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8910352 / CV EXPL 20-44262
uitspraak: 30 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Incasso Partners B.V.,
handelend onder de naam Incassopartners,
gevestigd en kantoorhoudende te Leiden,
eiseres,
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders en Incasseerders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Incassopartners” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 24 november 2020, met producties;
  • het schriftelijke antwoord van [gedaagde] per e-mail van 30 november 2020, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] per e-mail van 14 maart 2021.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vordering

2.1
Incassopartners heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Incassopartners van een bedrag van € 398,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 23 november 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
Incassopartners legt – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] vanwege de door hem met de webwinkel “karwei.nl” gesloten koopovereenkomst een bedrag van € 556,00 verschuldigd was. Karwei.nl heeft haar vordering op [gedaagde] overgedragen aan Klarna Bank AB (hierna: “Klarna”). Klarna heeft de vordering vervolgens verkocht aan Incassopartners. Incassopartners vordert nu nakoming van de koopovereenkomst.
Voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding heeft [gedaagde] uit hoofde van een tussen partijen gesloten betalingsregeling een bedrag van € 216,50 (2 x € 108,25) voldaan, maar betaling van het restantbedrag van € 339,50 bleef uit. Voormelde betalingsregeling is op 2 november 2020 komen te vervallen, omdat Incassopartners een termijn van € 108,25 – welke [gedaagde] vóór 2 november 2020 diende te betalen – niet (tijdig) heeft ontvangen.
2.3
Per brief van 3 november 2020 heeft Incassopartners [gedaagde] aangemaand het restantbedrag van € 339,50 binnen 15 dagen na ontvangst van die brief te voldoen, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke incassokosten in rekening zullen worden gebracht. [gedaagde] heeft na het verstrijken van die termijn de vordering nog steeds niet (geheel) voldaan en daarom dient een bedrag van € 50,93 aan buitengerechtelijke kosten voor zijn rekening te komen.
2.4
Verder maakt Incassopartners aanspraak op wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 7,72 aan verschenen rente berekend tot aan de dag van de dagvaarding.
2.5
Op de overige stellingen van Incassopartners wordt hierna – indien van belang voor de uitkomst van deze procedure – teruggekomen.

3..Het verweer

3.1
[gedaagde] heeft ter verweer – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat hij nog 2 termijnen ad € 108,25 moet betalen.
3.2
Op de overige stellingen van [gedaagde] wordt hierna – indien van belang voor de uitkomst van deze procedure – teruggekomen.

4..De beoordeling

(pre-)contractuele informatieverplichtingen
4.1
De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand met betrekking tot een zaak tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument onder meer aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230v Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer daartegen is gevoerd.
4.2
Ingevolge deze bepalingen dient de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze te informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en eventuele verdere kosten, de mogelijkheid van herroeping en de kosten van retournering. Uitdrukkelijk zij er op gewezen dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen. De kantonrechter verwijst voor overige naar hetgeen in die bepalingen verder is vermeld en attendeert erop dat afhankelijk van de aard van de zaak meer of minder informatie wordt verlangd. Waar het in artikel 6:230m BW gaat om de vraag welke informatie moet worden verstrekt, bepaalt artikel 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. Ook de wijze waarop de informatie gegeven moet worden, verschilt naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst.
4.3
Wat de wijze van verstrekking van de informatie betreft kan de handelaar naar het oordeel van de kantonrechter niet volstaan met het opnemen daarvan in algemene voorwaarden.
Tijdens het verkoopproces dient de consument stap voor stap langs deze informatie te worden geleid, zodat er geen enkel misverstand kan ontstaan over de vraag of de gemiddelde consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen.
Het gebruik van ‘kleine lettertjes’, zo blijkt uit de Kamerstukken, is in dat verband niet aanvaardbaar. Als sluitstuk heeft de wetgever bepaald dat de handelaar binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval bij de levering van de zaken, de consument op een duurzame gegevensdrager, een bevestiging van de overeenkomst verstrekt, waarin alle verlangde informatie is opgenomen, tenzij dat niet al bij het sluiten van de overeenkomst zelf is verstrekt. Zo’n duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, mits daarin alle informatie is opgenomen. In geval van een procedure dient de eisende partij te stellen dat aan al deze verplichtingen is voldaan.
4.4
Deze stellingen moeten ook worden gesubstantieerd met bewijsstukken, zoals algemene voorwaarden, de duurzame gegevensdrager en een al dan niet in printscreens vastgelegd verslag van het bestelproces dat de consument doorloopt, waaruit blijkt hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt. Kort gezegd, Incassopartners dient inzichtelijk te maken wat de klant te zien heeft gekregen en dat daarmee aan de wettelijke verplichtingen is voldaan.
In deze zaak heeft Incassopartners gesteld dat de koopovereenkomst is gesloten in een webwinkel. Verder heeft Incassopartners gesteld dat de vordering gebaseerd is op bepalingen in de algemene voorwaarden van zowel Karwei.nl als Klarna.
Daarnaast is gesteld dat voldaan is aan alle informatieverplichtingen. Hierbij heeft Incassopartners verwezen naar haar algemene voorwaarden, waarin deze informatie is opgenomen en die in de vorm van een link worden aangeboden dan wel te raadplegen zijn op haar website. Incassopartners heeft voorts het bestelproces aan de hand van printscreens toegelicht en daarbij gesteld dat [gedaagde] een bevestigingsmail en/of factuur heeft ontvangen met daarop de specificatie van de gekochte zaken en wat er in rekening is gebracht. Deze facturen heeft Incassopartners ook overgelegd bij de dagvaarding.
De kantonrechter kan niet vaststellen of daarmee in alle opzichten aan [gedaagde] op duidelijke en begrijpelijke wijze de in art. 6:230m BW bedoelde informatie is verstrekt en op een duurzame gegevensdrager (in bijvoorbeeld een pdf-bestand bij de bevestigingsmail) ter beschikking is gesteld.
4.5
De vraag is welke consequenties dit voor de vordering van Incassopartners moet hebben. In de rechtspraak wordt wisselend gedacht over de vraag op welke wijze de naleving van de informatieverplichtingen moet worden getoetst en welke sancties verbonden moeten worden aan het niet naleven van die informatieverplichtingen. Dat heeft er toe geleid dat het voor partijen, zoals ook [gedaagde] in dit geval, en de daarbij betrokken gemachtigde, niet steeds voldoende helder was, noch tot op heden is, wat van hen in het kader van informeren en in de procedure stellen en substantiëren wordt verlangd. Daarom zal aan de (eventuele) tekortkoming in deze zaak op dit moment geen sanctie verbonden worden.
De inhoudelijke beoordeling
4.6
Bij repliek heeft Incassopartners haar eis verminderd tot een totaalbedrag van € 73,40 aan hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat [gedaagde] de volgende (extra) deelbetalingen heeft verricht:
datum bedrag
11-11-2020 € 108,25;
29-11-2020 € 108,25;
04-01-2021 € 108,25;
totaal € 324,75.
[gedaagde] heeft in reactie hierop te kennen gegeven dat hij alle termijnen volledig betaald heeft. Van de zes verschuldigde termijnen, heeft [gedaagde] één termijn 9 dagen later betaald. [gedaagde] is het daarom niet eens met het openstaande bedrag van € 73,70. Opeens zijn er incassokosten blijkbaar, aldus [gedaagde] .
4.7
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] in die zin dat het ziet op de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten (waarop nader ingegaan zal worden in r.o. 4.10). Voor zover [gedaagde] ook heeft bedoeld dat hij méér betalingen verricht heeft dan hierboven vermeld staan, dan had het op zijn weg gelegen om zijn stellingen ter zake – al dan niet onder overlegging van betalingsbewijzen – nader te onderbouwen. Dat is niet gebeurd en daarom ziet de kantonrechter (in beginsel) aanleiding om uit te gaan van de juistheid van de stellingen van Incassopartners, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
4.8
Op grond van artikel 6:44 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”) strekken betalingen ter voldoening van een geldsom eerst in mindering op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en daarna op de hoofdsom. [gedaagde] heeft – voorafgaand aan het verstrijken van de vijftiendagentermijn in de aanmaning van Incassopartners van
3 november 2020 – een bedrag van € 324,75 aan Incassopartners voldaan (een bedrag van
€ 216,50 uit hoofde van de betalingsregeling + een bedrag van € 108,25 op 11 november 2020). Nu betaling van deze bedragen volledig geschiedde voordat [gedaagde] mogelijk buitengerechtelijke kosten (en wettelijke rente) verschuldigd zou zijn, dienen deze bedragen al gelijk in mindering gebracht te worden op de oorspronkelijke hoofdsom van € 556,00, waardoor thans nog een hoofdsom resteert van maximaal € 231,25 (€ 556,00 –
€ 216,50 - € 108,25).
4.9
De betalingen van [gedaagde] van 29 november 2020 (ten bedrage van € 108,25) en 4 januari 2021 (ten bedrage van € 108,25) dienen daarentegen wel onderworpen te worden aan de toepassing van artikel 6:44 lid 1 BW. Om de definitieve hoogte van de hoofdsom vast te stellen, zal daarom eerst beoordeeld moeten worden of [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en/of verschenen rente verschuldigd is.
4.1
Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wordt als volgt overwogen. De door Incassopartners overgelegde op 3 november 2020 aan [gedaagde] verstuurde aanmaning voldoet als zodanig aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde] heeft bij antwoord niettemin te kennen gegeven dat hij voorafgaand aan de dagvaarding nooit een schrijven van de gemachtigde van Incassopartners heeft ontvangen. De kantonrechter begrijpt echter dat Incassopartners voornoemde brief zelf verstuurd heeft. Daarom valt uit het verweer van [gedaagde] niet op te maken dat hij voornoemde brief (ook) niet heeft ontvangen. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen, maar – gelet op de hoogte van de hoofdsom en het feit dat Incassopartners geen btw over deze vergoeding heeft gevorderd – tot een bedrag van € 40,00.
4.11
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente ten bedrage van € 7,72 zal worden afgewezen, nu Incassopartners – rekening houdende met de data waarop [gedaagde] de betalingen verricht heeft – bij dagvaarding van een onjuist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. Incassopartners heeft hiermee over een te hoog bedrag aan hoofdsom vervallen rente berekend. De wettelijke rente vanaf 23 november 2020 zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.12
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat, nu enkel de vordering ten aanzien van de verschenen rente wordt afgewezen, de door [gedaagde] gedane betalingen van in totaal € 216,50 (zie 4.9) éérst in mindering strekken op de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van
€ 40,00 en daarna pas op de hoofdsom van € 231,25. Dit brengt met zich dat de resterende hoofdsom nu nog € 54,75 bedraagt. Dit bedrag zal worden toegewezen.
4.13
[gedaagde] wordt als de in het grotendeels ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, tot heden aan de zijde van Incassopartners vastgesteld op € 210,75 aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 75,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Incassopartmers te betalen een bedrag van € 54,75, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over voormeld bedrag vanaf 23 november 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Incassopartners vastgesteld op € 210,75 aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240