In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde op basis van onrechtmatige daad. Eiser stelt dat gedaagde onzorgvuldig heeft gehandeld door een uitkering uit de schuldsaneringsregeling van een derde, [naam 1], op een verkeerd bankrekeningnummer te storten. Eiser had een vordering van € 45.000,00 op [naam 1] en vorderde een schadevergoeding van € 21.620,08, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. De procedure begon met een dagvaarding op 2 december 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord op 16 februari 2021 en een mondelinge behandeling op 19 april 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld, maar dat eiser niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. Dit leidde tot de conclusie dat de schadevergoedingsverplichting van gedaagde tot nul werd verminderd. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser de kosten onmiddellijk moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat.