In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, zijn twee broers, [persoon A] en [persoon C], betrokken bij een geschil over de nalatenschappen van hun ouders, erflater en erflaatster. De broers hebben vorderingen ingesteld tegen [naam executeur], die optreedt als executeur van de nalatenschap van erflaatster. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord. De feiten zijn als volgt: erflater overleed op 29 maart 2016, waarna [persoon A] recht had op een bedrag van € 202.930,00 uit zijn nalatenschap. Erflaatster overleed op 29 augustus 2019, en [persoon C] en [persoon B] hadden recht op legaten van € 20.616,00. De broers vorderden onder andere betaling van deze bedragen en de overhandiging van bepaalde documenten met betrekking tot de nalatenschap.
Tijdens de procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat de vorderingen van [persoon A] en [persoon C] grotendeels zijn voldaan, maar dat er nog een geschil resteert over een extra bedrag dat [persoon A] meent te vorderen. De rechtbank heeft de partijen in overweging gegeven om hun geschil onderling op te lossen en heeft hen verzocht verhinderdata op te geven voor een eventuele volgende zitting. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 23 juni 2021, waar partijen hun standpunt over de voortgang van de zaak kunnen toelichten. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is om tot een oplossing te komen, gezien de complexiteit van de nalatenschap en de kosten die verder onderzoek met zich mee kan brengen.