ECLI:NL:RBROT:2021:4425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
10/317911-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige, meermalen gepleegd, met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte], heeft in de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 oktober 2019 meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met een slachtoffer, geboren op [geboortedatum slachtoffer] in Rotterdam en Nunspeet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 26 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 3.066,12 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/317911-20
Datum uitspraak: 20 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering, alsmede als voorwaarde een locatieverbod voor de woning van aangeefster [naam slachtoffer] en de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 oktober 2019 te Rotterdam met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , te weten
- (tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ,
- het betasten van de vagina van die [naam slachtoffer] ,
- het likken van de vagina van die [naam slachtoffer] ,
- het brengen van de hand van die [naam slachtoffer] op zijn penis en zich laten aftrekken door die [naam slachtoffer] ,
- het brengen van zijn penis in de mond, anus en vagina, van die [naam slachtoffer] en zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] en
- het brengen van zijn vinger in de anus van die [naam slachtoffer] ;
2
hij in de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 oktober 2019 te Nunspeet en Rotterdam, althans in Nederland, met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ,
- het betasten van de vagina van die [naam slachtoffer] ,
- het likken van de vagina van die [naam slachtoffer] ,
- het brengen van de hand van die [naam slachtoffer] op zijn penis en
zich laten aftrekken door die [naam slachtoffer] .

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand beneden die de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien heeft bereikt, buiten echt, ontuchtelijke handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Tussen de verdachte en het op dat moment 13-jarige slachtoffer, dat in de vakanties veel bij de verdachte logeerde, is op enig moment een vertrouwensband ontstaan. Toen het slachtoffer 14 jaar was, ontwikkelde de verdachte verliefde gevoelens voor haar en heeft hij die ook aan haar kenbaar gemaakt. Op initiatief van de verdachte is deze vriendschappelijke relatie overgegaan naar een seksuele relatie, waarbij al snel over en weer vergaande seksuele handelingen werden gepleegd, waaronder het oraal, vaginaal en eenmaal anaal binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Soms ging het er, volgens de verklaring van de verdachte ter zitting, wel ruw aan toe waarbij onder meer werd getrokken aan het haar van het slachtoffer, in haar gezicht werd gespuugd, op gebiedende toon tegen haar werd gesproken en zij ook pijn heeft gehad door de handelingen waartoe zij werd gebracht.
Door zijn handelen en het daarbij slechts oog hebben voor zijn eigen lustgevoelens, heeft de verdachte misbruik gemaakt van de band die het slachtoffer met hem had, haar jonge leeftijd, onervarenheid op seksueel gebied en de gevoelens die zij ook voor hem had. Als volwassene van 34 jaar had hij rekening moeten houden met de geestelijke ontwikkeling van het slachtoffer op 14-jarige leeftijd en de geringe mate waarin zij op dat moment in haar leven in staat was de gevolgen van het plegen van dergelijke seksuele handelingen te overzien. Ook had de verdachte moeten inzien dat wat hij prettig vond als “ruwe seks”, door het onervaren en jonge slachtoffer als uiterst naar en pijnlijk werd ervaren. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij is voorbijgegaan aan de belangen van het slachtoffer en haar door zijn handelen de mogelijkheid heeft ontnomen om in deze fase van haar leven haar persoonlijkheid en seksualiteit op haar eigen tempo en met haar eigen leeftijdgenoten te ontwikkelen. Als gevolg van de seksuele relatie met de verdachte heeft het slachtoffer psychische klachten ontwikkeld, zoals de rechtbank ook is gebleken uit haar slachtofferverklaring ter zitting. Zij zal hiervoor nog lange tijd therapie en hulp nodig hebben.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad werkt dus niet straf verhogend.
7.3.2.
Rapportages
Verslavingsreclassering Antes heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 maart 2021. Dit rapport houdt zakelijk weergegeven het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een sinds zijn jeugd bestaande (hard)drugs-en seksverslaving (hyperseksualiteit). De verdachte functioneert op psychosociaal gebied gebrekkig. De verdachte vertoont impulsief gedrag, heeft een gebrekkige zelfbeheersing
en zoekt al vanaf jonge leeftijd naar sensatie, opwinding en risicovol gedrag. De verdachte ervaart constant een gevoel van “leegte” en is continu op zoek naar bevestiging, liefde en een veilige haven. Wanneer hij zich veilig, gezien en gehoord voelt, krijgt hij gevoelens voor diegene en is hij excessief en obsessief bezig om de relatie in stand te houden. Dit kan, zoals in onderhavige zaak, leiden tot grensoverschrijdend gedrag. GZ-psycholoog de heer [naam GZ-psycholoog] van Antes GGZ heeft een persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd met als conclusie dat de beschreven problemen op het gebied van zelfbeeld, sociale relaties, impulsiviteit en emotie-regulatie passen bij een borderline persoonlijkheidsstoornis. De reclassering ziet een beschermende factor in de intrinsieke motivatie en bereidheid voor gedragsverandering en het accepteren van hulpverlening. Het risico op herhaling wordt ingeschat als laag-gemiddeld, het risico op letselschade en het onttrekken aan opgelegde voorwaarden beide als laag. De verdachte volgt in vrijwillig kader een behandeling bij Antes GGZ en neemt deel aan een begeleid woontraject van Antes. Ook komt hij zijn afspraken met de reclassering goed na. Antes adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en daarbij als bijzondere voorwaarden te stellen, kort gezegd: een meldplicht bij Antes, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, een contactverbod met het slachtoffer, het meewerken aan middelencontrole en het vermijden van contact met minderjarigen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft primair verzocht een onvoorwaardelijk deel van de straf op te leggen dat gelijk is aan het voorrest en het overige gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om een onvoorwaardelijke straf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarvoor zijn de feiten te ernstig. Hierop kan slechts worden gereageerd met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur, te weten 18 maanden. De rechtbank houdt echter in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat hij de volledige verantwoordelijkheid voor de feiten op zich neemt en met de gebleken sterk intrinsieke motivatie van de verdachte om verder te werken aan zijn persoonlijkheidsproblematiek en verslavingen. Gelet op deze persoonlijkheidsproblematiek vindt de rechtbank het ook belangrijk dat de verdachte een aansporing heeft om hem ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten en te blijven werken aan verandering van zijn gedrag. Hierdoor ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf, te weten 8 maanden, voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geformuleerd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat naast de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden ook een locatieverbod voor de woning van het slachtoffer zal worden opgelegd. De noodzaak voor het opleggen van een locatieverbod, naast een contactverbod, is de rechtbank echter niet gebleken zodat zij daartoe niet zal overgaan.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop door de reclassering bevelen. De rechtbank overweegt hiertoe dat,
gelet op de aard van de hiervoor beschreven persoonlijke problematiek van de verdachte en het feit dat er sprake is geweest van ernstige schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 66,12 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij zoals gevorderd tot een bedrag van € 7.566,12, inclusief de wettelijke rente en opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet betaling of geen verhaal te vervangen door 72 dagen gijzeling.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan materiële schade voor toewijzing in aanmerking komt, maar dat het bedrag aan immateriële schade dient te worden gematigd, gelet op de bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegewezen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde vergoeding van de materiele schade ten bedrage van € 66,12 is door de verdachte niet weersproken en zal de worden toegewezen. De immateriële schade zal op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dit gedeelte van de vordering op dit moment ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar dit gedeelte zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen en een onevenredige belasting van het strafproces vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 juli 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.066,12, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich melden bij Antes Reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dit gedurende de proeftijd noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich voor zijn persoonlijkheidsproblematiek en hyperseksualiteit onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal zich voor zijn verslavingsproblematiek onder ambulante behandeling stellen van Antes GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan adem- en/of urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde zal zich – indien de situatie daar volgens de behandelaars in het ambulante traject en de reclassering aanleiding toe geeft – in verband met een crisissituatie, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek gedurende maximaal 7 weken voor een kortdurende klinische opname laten opnemen in een intramurale inrichting, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact zoeken of hebben met minderjarigen. Indien deze contacten onvermijdelijk zijn, onderhoudt de veroordeelde deze eerst na toestemming met zijn toezichthouder en/of behandelaren;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder 1 tot en met 7 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen een bedrag van
€ 3.066,12 (zegge: drieduizend zesenzestig euro en twaalf eurocent), bestaande uit
€ 66,12aan materiële schade en
€ 3.000,-aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
28 juli 2019tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 3.066,12(hoofdsom,
zegge: drieduizend zesenzestig euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
28 juli 2019tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3.066,12niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 mei 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 oktober 2019 te Rotterdam
en/of Nunspeet, althans in Nederland, met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
te weten
- ( tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ,
- het betasten van de borsten en/of vagina, althans het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
- het likken van de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer] ,
- het brengen en/of houden van de hand van die [naam slachtoffer] naar/op zijn penis en/of
zich laten aftrekken door die [naam slachtoffer] ,
- het brengen en/of bewegen van zijn penis in de mond, anus en/of vagina, althans
tussen de schaamlippen, van die [naam slachtoffer] en/of zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] en/of
- het brengen en/of bewegen van zijn vingers in de anus en/of vagina, althans
tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 oktober 2019 te Nunspeet
en/of Rotterdam, althans in Nederland, met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (tong)zoenen met die [naam slachtoffer] ,
- het betasten van de borsten en/of vagina, althans het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
- het likken van de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer] ,
- het brengen en/of houden van de hand van die [naam slachtoffer] naar/op zijn penis en/of
zich laten aftrekken door die [naam slachtoffer] .