ECLI:NL:RBROT:2021:4421

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
8294629 CV EXPL 20-352
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid borgsteller voor huurachterstand en bewijsvoering van huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Huisvesting Pioniers en twee gedaagden, waarbij de stichting vorderingen heeft ingesteld wegens huurachterstand. De gedaagden, waarvan één niet is verschenen, zijn aangesproken op hun verplichtingen uit een huurovereenkomst die is gesloten op 1 december 2017. De stichting vorderde betaling van een bedrag van € 7.559,87, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. De gedaagde 1 heeft de sleutels van de woning op 4 mei 2019 ingeleverd, maar heeft sindsdien geen huur meer betaald. Gedaagde 2 heeft zich als borgsteller gepresenteerd, maar betwist deze rol en stelt dat alleen een ander bedrijf borg heeft gestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een huurovereenkomst en dat gedaagde 2 als borgsteller kan worden aangesproken. De rechtbank heeft de vordering van de stichting toegewezen, waarbij de gedaagden hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de stichting toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8294629 CV EXPL 20-352
uitspraak: 20 mei 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van:
de stichting
Stichting Huisvesting Pioniers,
gevestigd te Nijverdal,
eiseres,
gemachtigde: F. Ikink, gerechtsdeurwaarder,
tegen:
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde sub 1,
die niet is verschenen of om uitstel heeft verzocht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2] ,
gedaagde sub 2,
procederende bij [naam] , directeur (hierna: [naam] ).
Partijen worden hierna aangeduid als Huisvesting Pioniers, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

Verloop van de procedure

De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 27 januari 2020, met producties;
2. de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] , met één productie;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek van [gedaagde 2] ;
5. de rolbeslissing van 1 oktober 2020;
6. de akte van de zijde van Huisvesting Pioniers;
7. het tussenvonnis van 21 januari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
8. het e-mailbericht van [naam] van 2 maart 2021;
9. het proces-verbaal van de zitting, gehouden op 2 maart 2021, alwaar [gedaagde 2] niet is verschenen;
10. de akte van de zijde van [gedaagde 2] ;
11. de aantekening van de griffier dat de zitting is gehouden op 17 maart 2021 en dat [gedaagde 2] aldaar niet is verschenen.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.
Omschrijving van het geschil
De feiten
1. Huisvesting Pioniers heeft met [gedaagde 1] een huurovereenkomst gesloten (hierna: de huurovereenkomst), waarbij zij aan hem met ingang van 1 december 2017 de woning aan de [adres] heeft verhuurd tegen een huurprijs van (laatstelijk)
€ 725,-- per maand.
2. [gedaagde 1] heeft de sleutels van de woning op 4 mei 2019 ingeleverd en de woning weer ter beschikking gesteld aan Huisvesting Pioniers.
De vordering
3. Huisvesting Pioniers vordert – na eisvermindering bij repliek – veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 7.559,87, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, kosten rechtens.
4. Naast de hoofdsom van € 7.504,83, vordert Huisvesting Pioniers aan incassokosten een bedrag van € 750,24 en aan rente een bedrag van € 254,80. Op deze bedragen strekken in mindering betalingen van in totaal € 950,--.
5. Huisvesting Pioniers stelt – samengevat – het volgende.
[gedaagde 1] heeft de huurpenningen niet (volledig) betaald over de periode maart 2018 tot en met mei 2019, ondanks herhaalde aanmaningen. Er is een bedrag van in totaal € 10.160,-- achterstallig geworden, waarop door [gedaagde 1] een bedrag van € 300,-- is voldaan en door [gedaagde 2] een bedrag van in totaal € 2.000,--. De borg van € 685,-- is verrekend met herstelkosten van € 329,83 en vervolgens in mindering gebracht op de achterstand. In totaal was [gedaagde 1] dan ook nog een bedrag van € 7.504,83 verschuldigd. Vervolgens zijn buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden van € 750,24 en wettelijke rente van € 254,80. Hierna heeft [gedaagde 1] nog een viertal betalingen aan de deurwaarder verricht van in totaal € 950,--.
[gedaagde 2] heeft zich in de huurovereenkomst borg gesteld voor betaling van de huurprijs. Er is maar één huurovereenkomst en daarin is zij vermeld als borgsteller, naast [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ). [bedrijf] is gefailleerd en in verband daarmee niet in deze procedure betrokken.
Ook [gedaagde 2] heeft, ondanks herhaalde aanmaningen, de huurpenningen niet voldaan.
Het verweer
6. [gedaagde 1] is niet verschenen, zodat tegen hem verstek is verleend.
7. [gedaagde 2] voert – samengevat – als verweer het volgende aan.
[gedaagde 1] heeft voor [bedrijf] gewerkt. Alleen [bedrijf] , en niet [gedaagde 2] , heeft zich in de huurovereenkomst borg gesteld voor betaling van de huurpenningen van [gedaagde 1] . [gedaagde 2] heeft een andere huurovereenkomst van dezelfde datum of daaromtrent waaruit dat blijkt.

Beoordeling van het geschil

8. [gedaagde 2] heeft in aanvulling op haar mondeling genomen conclusie van antwoord een kopie overgelegd van de door haar gestelde huurovereenkomst. Die huurovereenkomst wijkt af van de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst. Als conclusie van dupliek heeft [gedaagde 2] nogmaals die afwijkende huurovereenkomst overgelegd.
9. Bij rolbeslissing van 1 oktober 2020 is Huisvesting Pioniers in de gelegenheid gesteld te reageren op beide voornoemde stukken. Zij heeft vervolgens bij akte de door [gedaagde 2] overgelegde afwijkende huurovereenkomst betwist en gesteld dat slechts sprake is van één huurovereenkomst, zijnde de overeenkomst zoals bij dagvaarding is overgelegd. Zij heeft voorts gesteld dat beide door [gedaagde 2] overgelegde stukken slecht leesbaar zijn, dat pagina 2 ontbreekt, dat Huisvesting Pioniers die stukken niet heeft ondertekend en dat de parafen op exact dezelfde plek staan als de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst.
10. Bij tussenvonnis van 21 januari 2021 is een mondelinge behandeling gelast, waarbij [naam] erop is gewezen dat hij het origineel van de door hem namens [gedaagde 2] gestelde huurovereenkomst diende mee te nemen, zodat de kantonrechter en partijen deze gezamenlijk ter zitting zouden kunnen bekijken.
11. [naam] heeft op de ochtend voorafgaande aan de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 bericht dat hij niet zou komen in verband met griep-/coronaklachten. De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat [gedaagde 2] in de gelegenheid werd gesteld om het origineel van de door haar overgelegde (versie van de ) huurovereenkomst ter griffie van de rechtbank te (laten) deponeren. [gedaagde 2] heeft vervolgens een akte ingediend waarin zij heeft herhaald dat [gedaagde 2] niet als borgsteller in de overeenkomst is vermeld en als dat al wel zo zou zijn, zij het vreemd zou vinden als [gedaagde 2] garant zou moeten staan terwijl [gedaagde 1] niet bij die onderneming in dienst is geweest. Voorts heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag niet klopt, omdat in artikel 10.3 van de door haar overgelegde overeenkomst staat dat maximaal sprake is van borgstelling gedurende zes maanden.
12. De mondelinge behandeling is vervolgens gehouden op 17 maart 2021. [gedaagde 2] is evenwel – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
Huisvesting Pioniers heeft ter zitting nog gesteld dat het door [gedaagde 2] bij akte overgelegde stuk niet het origineel van de door haar gestelde afwijkende huurovereenkomst is, maar een kopie. Voorts heeft zij gesteld dat sprake lijkt van plak- en knipwerk, omdat er strepen zichtbaar zijn op de kopie en omdat ‘ [gedaagde 2] ’ op pagina 1 is weggehaald, maar bij de ondertekening niet. Ook is het door [gedaagde 2] overgelegde exemplaar niet ondertekend, aldus Huisvesting Pioniers.
13. Geconstateerd wordt dat de door [gedaagde 2] bij antwoord en dupliek overgelegde versies van de huurovereenkomst – hoewel slecht leesbaar – gelijk zijn aan elkaar.
Het door [gedaagde 2] bij akte overgelegde stuk wijkt echter af van het door [gedaagde 2] bij antwoord en dupliek overgelegde stuk. Dat blijkt uit de kop, uit artikel 10.3 en uit de ondertekening. Voorts geldt dat al deze stukken afwijken van de bij dagvaarding door Huisvesting Pioniers overgelegde huurovereenkomst. Ter illustratie worden de betreffende gedeelten uit de stukken hieronder getoond.
De kop:
- In de door Huisvesting Pioniers bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst:
[afbeelding]
- In de door [gedaagde 2] bij (antwoord en) dupliek overgelegde versie:
[afbeelding]
- In de door [gedaagde 2] bij akte overgelegde versie:
[afbeelding]
- In de door Huisvesting Pioniers bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst:
[afbeelding]
- In de door [gedaagde 2] bij (antwoord en) dupliek overgelegde versie:
[afbeelding]
- In de door [gedaagde 2] bij akte overgelegde versie:
[afbeelding]
- In de door Huisvesting Pioniers bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst:
[afbeelding]
- In de door [gedaagde 2] bij (antwoord en) dupliek overgelegde versie:
[afbeelding]
- In de door [gedaagde 2] bij akte overgelegde versie:
[afbeelding]
14. Gelet op het voorgaande wordt het volgende geconstateerd.
15. Gelet op al het voorgaande geldt dat [gedaagde 2] weliswaar heeft aangevoerd dat zij geen borgsteller is, maar dat standpunt kan niet worden gevolgd. Dat sprake is van een andere dan bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst is niet aannemelijk geworden. [gedaagde 2] heeft – hoewel daartoe meermaals in de gelegenheid gesteld – ook niet het origineel van de volgens haar afwijkend overeengekomen huurovereenkomst overgelegd. Niet gebleken is dat Huisvesting Pioniers heeft ingestemd met een andere versie van de huurovereenkomst dan die bij dagvaarding is overgelegd. Zij heeft één van die andere versies in ieder geval niet ondertekend, terwijl [naam] de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst wel heeft ondertekend. Dat [gedaagde 2] ook zelf van elkaar afwijkende versies van de huurovereenkomst heeft overgelegd, is op zijn minst opvallend te noemen. Het heeft er alle schijn van dat is ‘geknutseld’ met de huurovereenkomst en dat [gedaagde 2] gefalsificeerde versies van de huurovereenkomst in het geding heeft gebracht.
Dat [gedaagde 2] niet de werkgever was van [gedaagde 1] maakt niet dat zij geen borgsteller kon zijn.
16. De hoogte van de gestelde huurachterstand is niet betwist, zodat [gedaagde 2] als borgsteller en [gedaagde 1] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling daarvan.
Het gaat om een bedrag van € 6.554,83 (€ 7.504,83 -/- € 950,--)
17. De gevorderde wettelijke rente van € 254,80 zal gelet op het betalingsverzuim van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] eveneens worden toegewezen. De gevorderde rente over deze rente zal worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat deze rente tenminste een jaar heeft gelopen.
18. Huisvesting Pioniers maakt aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 750,24. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] na de zogenaamde 14-dagen brief van 15 juli 2019 (productie 5 bij dagvaarding), waarin incassokosten tot een bedrag van € 742,74 zijn aangezegd, een hoger bedrag aan incassokosten is aangezegd nadat de vordering is toegenomen, zodat een bedrag van
€ 742,74 zal worden toegewezen onder afwijzing van het meer gevorderde. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten reeds door Huisvesting Pioniers zijn voldaan.
19. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Het salaris gemachtigde wordt gebaseerd op 4 punten à € 311,-, waarvan [gedaagde 2] 3,5 punt en [gedaagde 1] 0,5 punt dient te dragen.
De ondertekening:
In de kop van de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst wordt vermeld, naast . In de bij antwoord, dupliek en akte overgelegde versies wordt alleen in de kop vermeld. Nu in de bij antwoord en dupliek overgelegde versie nog wel het woordje ‘door’ aan het begin van de tweede zin staat, heeft het er alle schijn van dat de tweede zin van de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst in die versies is weggevallen c.q. weggehaald. De tekst van de bij akte overgelegde versie is weer een andere.
[gedaagde 2] [bedrijf]
Daarnaast geldt dat in de kop van de bij akte overgelegde versie ‘financieel ondersteunende huurder c.p. borgsteller’ is vermeld. Dat wijkt af van de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst, maar ook van de bij antwoord en dupliek overgelegde versies, in die zin dat ‘huurders’ en ‘borgstellers’ enkelvoud zijn geworden en dat niet c.q. is vermeld, maar c.p.
Met betrekking tot artikel 10.3 wordt overwogen dat waar dat artikel in de bij antwoord en dupliek door overgelegde versies nog gelijkluidend was aan de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst, dat artikel in de bij akte overgelegde versie anders is geredigeerd in die zin dat ook daar ‘huurders’ en ‘borgstellers’ enkelvoud zijn geworden en daarnaast een termijn van zes maanden is vermeld, in plaats van twaalf maanden.
[gedaagde 2]
Met betrekking tot de ondertekening geldt dat in de door Huisvesting Pioniers bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst is vermeld bij de ‘financieel ondersteunende huurders c.q. borgstellers’. In de door bij antwoord en dupliek overgelegde versie is ‘’ aldaar weggevallen c.q. weggehaald. In de bij akte overgelegde versie is weer wel vermeld en is voorts weer sprake van ‘financieel ondersteunende huurders c.q. borgstellers’, dus in meervoud.
[gedaagde 2]
Opvallend is verder dat alle parafen identiek lijken te zijn en op exact dezelfde plek lijken te staan.
Tenslotte geldt dat slechts de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst ook door Huisvesting Pioniers is ondertekend.

Beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan Huisvesting Pioniers te betalen een bedrag van € 7.552,37, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 6.554,83 vanaf 27 januari 2020 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Huisvesting Pioniers bepaald op:
aan explootkosten
100,89
aan informatiekosten
9,78
aan griffierecht
499,00
totale kosten
609,67
;
en veroordeelt voorts [gedaagde 2] om aan Huisvesting Pioniers ter zake van salaris gemachtigde te betalen een bedrag van € 1.088,50 (3,5 punt à € 311,--) en veroordeelt [gedaagde 1] om aan Huisvesting Pioniers ter zake van salaris gemachtigde te betalen een bedrag van € 155,50 (0,5 punt à € 311,--);
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
773