Beoordeling van het geschil
8. [gedaagde 2] heeft in aanvulling op haar mondeling genomen conclusie van antwoord een kopie overgelegd van de door haar gestelde huurovereenkomst. Die huurovereenkomst wijkt af van de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst. Als conclusie van dupliek heeft [gedaagde 2] nogmaals die afwijkende huurovereenkomst overgelegd.
9. Bij rolbeslissing van 1 oktober 2020 is Huisvesting Pioniers in de gelegenheid gesteld te reageren op beide voornoemde stukken. Zij heeft vervolgens bij akte de door [gedaagde 2] overgelegde afwijkende huurovereenkomst betwist en gesteld dat slechts sprake is van één huurovereenkomst, zijnde de overeenkomst zoals bij dagvaarding is overgelegd. Zij heeft voorts gesteld dat beide door [gedaagde 2] overgelegde stukken slecht leesbaar zijn, dat pagina 2 ontbreekt, dat Huisvesting Pioniers die stukken niet heeft ondertekend en dat de parafen op exact dezelfde plek staan als de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst.
10. Bij tussenvonnis van 21 januari 2021 is een mondelinge behandeling gelast, waarbij [naam] erop is gewezen dat hij het origineel van de door hem namens [gedaagde 2] gestelde huurovereenkomst diende mee te nemen, zodat de kantonrechter en partijen deze gezamenlijk ter zitting zouden kunnen bekijken.
11. [naam] heeft op de ochtend voorafgaande aan de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 bericht dat hij niet zou komen in verband met griep-/coronaklachten. De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat [gedaagde 2] in de gelegenheid werd gesteld om het origineel van de door haar overgelegde (versie van de ) huurovereenkomst ter griffie van de rechtbank te (laten) deponeren. [gedaagde 2] heeft vervolgens een akte ingediend waarin zij heeft herhaald dat [gedaagde 2] niet als borgsteller in de overeenkomst is vermeld en als dat al wel zo zou zijn, zij het vreemd zou vinden als [gedaagde 2] garant zou moeten staan terwijl [gedaagde 1] niet bij die onderneming in dienst is geweest. Voorts heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag niet klopt, omdat in artikel 10.3 van de door haar overgelegde overeenkomst staat dat maximaal sprake is van borgstelling gedurende zes maanden.
12. De mondelinge behandeling is vervolgens gehouden op 17 maart 2021. [gedaagde 2] is evenwel – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
Huisvesting Pioniers heeft ter zitting nog gesteld dat het door [gedaagde 2] bij akte overgelegde stuk niet het origineel van de door haar gestelde afwijkende huurovereenkomst is, maar een kopie. Voorts heeft zij gesteld dat sprake lijkt van plak- en knipwerk, omdat er strepen zichtbaar zijn op de kopie en omdat ‘ [gedaagde 2] ’ op pagina 1 is weggehaald, maar bij de ondertekening niet. Ook is het door [gedaagde 2] overgelegde exemplaar niet ondertekend, aldus Huisvesting Pioniers.
13. Geconstateerd wordt dat de door [gedaagde 2] bij antwoord en dupliek overgelegde versies van de huurovereenkomst – hoewel slecht leesbaar – gelijk zijn aan elkaar.
Het door [gedaagde 2] bij akte overgelegde stuk wijkt echter af van het door [gedaagde 2] bij antwoord en dupliek overgelegde stuk. Dat blijkt uit de kop, uit artikel 10.3 en uit de ondertekening. Voorts geldt dat al deze stukken afwijken van de bij dagvaarding door Huisvesting Pioniers overgelegde huurovereenkomst. Ter illustratie worden de betreffende gedeelten uit de stukken hieronder getoond.
De kop:
- In de door Huisvesting Pioniers bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst:
- In de door [gedaagde 2] bij (antwoord en) dupliek overgelegde versie:
- In de door [gedaagde 2] bij akte overgelegde versie:
- In de door Huisvesting Pioniers bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst:
- In de door [gedaagde 2] bij (antwoord en) dupliek overgelegde versie:
- In de door [gedaagde 2] bij akte overgelegde versie:
- In de door Huisvesting Pioniers bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst:
- In de door [gedaagde 2] bij (antwoord en) dupliek overgelegde versie:
- In de door [gedaagde 2] bij akte overgelegde versie:
14. Gelet op het voorgaande wordt het volgende geconstateerd.
15. Gelet op al het voorgaande geldt dat [gedaagde 2] weliswaar heeft aangevoerd dat zij geen borgsteller is, maar dat standpunt kan niet worden gevolgd. Dat sprake is van een andere dan bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst is niet aannemelijk geworden. [gedaagde 2] heeft – hoewel daartoe meermaals in de gelegenheid gesteld – ook niet het origineel van de volgens haar afwijkend overeengekomen huurovereenkomst overgelegd. Niet gebleken is dat Huisvesting Pioniers heeft ingestemd met een andere versie van de huurovereenkomst dan die bij dagvaarding is overgelegd. Zij heeft één van die andere versies in ieder geval niet ondertekend, terwijl [naam] de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst wel heeft ondertekend. Dat [gedaagde 2] ook zelf van elkaar afwijkende versies van de huurovereenkomst heeft overgelegd, is op zijn minst opvallend te noemen. Het heeft er alle schijn van dat is ‘geknutseld’ met de huurovereenkomst en dat [gedaagde 2] gefalsificeerde versies van de huurovereenkomst in het geding heeft gebracht.
Dat [gedaagde 2] niet de werkgever was van [gedaagde 1] maakt niet dat zij geen borgsteller kon zijn.
16. De hoogte van de gestelde huurachterstand is niet betwist, zodat [gedaagde 2] als borgsteller en [gedaagde 1] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling daarvan.
Het gaat om een bedrag van € 6.554,83 (€ 7.504,83 -/- € 950,--)
17. De gevorderde wettelijke rente van € 254,80 zal gelet op het betalingsverzuim van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] eveneens worden toegewezen. De gevorderde rente over deze rente zal worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat deze rente tenminste een jaar heeft gelopen.
18. Huisvesting Pioniers maakt aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 750,24. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] na de zogenaamde 14-dagen brief van 15 juli 2019 (productie 5 bij dagvaarding), waarin incassokosten tot een bedrag van € 742,74 zijn aangezegd, een hoger bedrag aan incassokosten is aangezegd nadat de vordering is toegenomen, zodat een bedrag van
€ 742,74 zal worden toegewezen onder afwijzing van het meer gevorderde. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten reeds door Huisvesting Pioniers zijn voldaan.
19. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Het salaris gemachtigde wordt gebaseerd op 4 punten à € 311,-, waarvan [gedaagde 2] 3,5 punt en [gedaagde 1] 0,5 punt dient te dragen.