In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair van de nalatenschap van [erflater], en [gedaagde]. De procedure betreft een vordering tot ontruiming van een woning op basis van huurachterstand. De huurovereenkomst tussen [erflater] en [gedaagde] werd opgezegd door [eiser] per 1 januari 2021, met een verzoek om ontruiming van de woning. [eiser] stelde dat [gedaagde] structureel in gebreke bleef met huurbetalingen en dat er een spoedeisend belang was om de woning te ontruimen, aangezien de erven de woning wilden verkopen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 mei 2021 was [gedaagde] niet aanwezig, en de kantonrechter verleende verstek. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming niet aannemelijk was, omdat de huurachterstand niet voldoende was om de huurovereenkomst te ontbinden. Bovendien was de inhoud van de e-mails van [gedaagde] niet duidelijk genoeg om te concluderen dat hij instemde met het einde van de huurovereenkomst. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming af, maar kende [eiser] wel een bedrag van € 1.086,00 toe voor huurachterstand over de maanden maart en april 2021. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie in huurrelaties en de noodzaak voor een solide basis voor ontruimingsvorderingen, vooral in situaties waarin huurachterstanden spelen.