In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Stichting Havensteder. [eiser] huurt sinds 1986 een woning van Havensteder en is betrokken bij een bodemprocedure waarin Havensteder de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft gevorderd. De kantonrechter had op 5 februari 2021 in die bodemprocedure de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming. Tegen deze uitspraak heeft [eiser] hoger beroep ingesteld.
In het kort geding vorderde [eiser] schorsing van de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis, met het argument dat hij vanwege de coronamaatregelen niet naar Marokko kan reizen en dat hij een staaroperatie moet ondergaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ontruiming gepland stond voor 22 april 2021, wat de spoedeisendheid van de zaak onderstreept. De rechter heeft de belangen van [eiser] zwaarder laten wegen dan die van Havensteder, die het gehuurde zo snel mogelijk aan nieuwe huurders wil verhuren.
De kantonrechter oordeelde dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis geschorst moet worden totdat het hoger beroep is beslist. De rechter heeft ook de proceskosten aan Havensteder opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering van [eiser] tot het opleggen van een dwangsom is afgewezen.