ECLI:NL:RBROT:2021:4374

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
9125207
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis in kort geding vanwege gezondheids- en reisbeperkingen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Stichting Havensteder. [eiser] huurt sinds 1986 een woning van Havensteder en is betrokken bij een bodemprocedure waarin Havensteder de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft gevorderd. De kantonrechter had op 5 februari 2021 in die bodemprocedure de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming. Tegen deze uitspraak heeft [eiser] hoger beroep ingesteld.

In het kort geding vorderde [eiser] schorsing van de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis, met het argument dat hij vanwege de coronamaatregelen niet naar Marokko kan reizen en dat hij een staaroperatie moet ondergaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ontruiming gepland stond voor 22 april 2021, wat de spoedeisendheid van de zaak onderstreept. De rechter heeft de belangen van [eiser] zwaarder laten wegen dan die van Havensteder, die het gehuurde zo snel mogelijk aan nieuwe huurders wil verhuren.

De kantonrechter oordeelde dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis geschorst moet worden totdat het hoger beroep is beslist. De rechter heeft ook de proceskosten aan Havensteder opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering van [eiser] tot het opleggen van een dwangsom is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9125207 VV EXPL 21-148
uitspraak: 21 april 2021
vonnis in kort geding ex artikel 438 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser bij exploot van dagvaarding van 7 april 2021,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger,
tegen
de Stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P. Remmelts.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “Havensteder”.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de aanvullende producties van [eiser] d.d. 7 en 12 april 2021;
  • de fax van Havensteder d.d. 14 april 2021, met één productie;
  • de pleitnota van Havensteder.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 april 2021. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld van zijn zoon en bijgestaan door de gemachtigde. Namens Havensteder is verschenen mevrouw [naam persoon] (woonconsulent), bijgestaan door de gemachtigde.
Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , huurt van (de rechtsvoorganger van) Havensteder vanaf 15 november 1986 de woning aan de [adres] te Rotterdam (hierna: het gehuurde). [eiser] woonde daar met zijn echtgenote, overleden in 2015 en kinderen die gaandeweg het huis hebben verlaten. [eiser] is in 1970 naar Nederland gekomen om te werken voor [naam bedrijf] . Hij is nu al enkele jaren met pensioen. Een paar jaren geleden is [eiser] hertrouwd.
2.2
Bij dagvaarding van 30 juni 2020 heeft Havensteder jegens [eiser] een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te Rotterdam. Daarin heeft Havensteder gevorderd de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en het gehuurde te ontruimen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
2.3
In die procedure is onder zaaknummer 8644825 CV EXPL 20-24003 eindvonnis gewezen op 5 februari 2021. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden met veroordeling van [eiser] tot ontruiming van het gehuurde. In r.o. 4.8 staat het volgende:
“Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [eiser] aan dit vonnis moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis”.
2.4
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld.
2.5
Bij exploot d.d. 19 maart 2021 heeft Havensteder aan [eiser] aangezegd dat de woning op 22 april 2021 zal worden ontruimd.

3..Het geschil

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad Havensteder te verbieden tot het tenuitvoerleggen van het vonnis van de kantonrechter te Rotterdam, in het bijzonder ontruiming van de woning [adres] te Rotterdam, hangende het hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- met veroordeling van Havensteder in de kosten van het geding.
3.2
Havensteder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
De ontruiming is gepland op 22 april 2021. De spoedeisendheid van de zaak is daarmee gegeven.
4.2
De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord, is of de tenuitvoerlegging van het vonnis van 5 februari 2021, voor zover het de veroordeling tot ontruiming van de woonruimte betreft, op de voet van artikel 438 lid 2 Rv moet worden geschorst totdat op het door [eiser] tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep is beslist.
4.3
Sinds het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) geldt in een executiegeschil het volgende. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
Bij de toepassing van voormelde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel dient daarbij in beginsel buiten beschouwing te blijven. Wel kan de rechter in zijn oordeelsvorming betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is gemotiveerd moet de eiser of verzoeker - afgezien van het geval dat de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag - aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat deze zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan. Die feiten en omstandigheden moeten kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. In deze zaak leidt vorenstaande tot het volgende.
4.4
De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis van 5 februari 2021. Van een misslag wordt gesproken als er sprake is van een fout die voor eenieder op het gezicht als zodanig herkenbaar is. Hiervan is geen sprake. De door [eiser] aangevoerde standpunten hebben betrekking op inhoudelijke bezwaren tegen het vonnis. Dat over de beoordeling in het vonnis ook anders zou kunnen worden gedacht, kan niet een grond opleveren voor ingrijpen in de tenuitvoerlegging. Dat raakt aan een oordeel over de juistheid van de beslissing, waarvoor in deze kort geding procedure geen ruimte is. Daarover wordt in hoger beroep beslist.
4.5
[eiser] heeft aangevoerd dat hij vanwege de huidige coronamaatregelen niet meer naar Marokko kan reizen. Bovendien is op korte termijn een staaroperatie gepland. In geval van ontruiming van het gehuurde, zal [eiser] op straat komen te staan en dat zal invloed hebben op zijn gezondheidstoestand. Door Havensteder is daarentegen aangevoerd dat zij heeft zorg te dragen voor een rechtvaardige verdeling van de schaarse voorraad sociale huurwoningen. Voor het gehuurde bestaan lange wachtlijsten en Havensteder wil het gehuurde daarom op de korst mogelijke termijn verhuren aan een woningzoekende die wel zijn hoofdverblijf in het gehuurde zal houden.
4.6
De kantonrechter stelt vast dat het voor [eiser] gezien de heersende pandemie, momenteel niet mogelijk is om (terug) te reizen naar Marokko. Op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat dat de Marokkaanse regering tot nader order alle rechtstreekse vluchten tussen Marokko en Nederland heeft opgeschort en dat reizigers die vanuit Nederland via een ander land met het vliegtuig in Marokko aankomen, niet worden toegelaten in Marokko. Wanneer het gehuurde zal worden ontruimd, zal [eiser] dus dakloos worden. Een bijkomende omstandigheid is de leeftijd en de gezondheidssituatie van [eiser] . Hoewel Havensteder heeft aangevoerd dat het niet duidelijk is wat [eiser] bedoeld met zijn gezondheidssituatie, heeft [eiser] ter zitting toegelicht dat hij binnenkort een (staar)operatie dient te ondergaan. Tegenover het belang van [eiser] staat enkel het belang van Havensteder om het gehuurde zo snel mogelijk aan woningzoekenden te verhuren. Wanneer de tenuitvoerlegging wordt opgeschort, leidt dit mogelijk tot de consequentie dat deze woningzoekenden nog langer op de wachtlijsten moeten staan, maar zij hebben in ieder geval wel een dak boven het hoofd.
4.7
Op grond van de over en weer aangevoerde omstandigheden komt de kantonrechter tot de conclusie dat het belang van Havensteder bij tenuitvoerlegging van het vonnis voor wat de ontruiming van het gehuurde betreft niet in redelijke verhouding staat tot het zwaarwegende belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand totdat op het hoger beroep is beslist. Dit betekent dat de tenuitvoerlegging van het vonnis voor wat de ontruiming van het gehuurde betreft zal worden geschorst totdat in hoger beroep zal zijn beslist.
4.8
Nu de tenuitvoerlegging van de ontruiming van het gehuurde wordt geschorst en er geen redenen zijn om te veronderstellen dat Havensteder zich niet aan dit vonnis zal houden, heeft [eiser] thans geen belang bij de gevorderde dwangsom. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
4.9
Havensteder wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Nu [eiser] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
schorst de tenuitvoerlegging van de in het vonnis van 5 februari 2021 door de kantonrechter uitgesproken ontruiming van het gehuurde totdat op het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep zal zijn beslist;
veroordeelt Havensteder in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 85,00 aan verschotten en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821