ECLI:NL:RBROT:2021:4364

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
C/10/609895 / JE RK 20-3478
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een gezinscontext met betrokkenheid van een gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland. Het verzoek betrof de wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de vader ten aanzien van zijn drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De ouders hebben ingestemd met het verzoek van de GI, die zich zorgen maakt over de veiligheid van de kinderen bij de vader. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderen en beide ouders zijn gehoord. De vader heeft ingestemd met het verzoek van de GI, terwijl de moeder ook haar steun heeft uitgesproken voor de voorgestelde regeling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen bij de vader, wat heeft geleid tot een tijdelijk stopzetten van het contact. De GI heeft een veiligheidsplan opgesteld en er is een onderzoek gestart door het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld. De kinderrechter heeft besloten dat het hervatten van de omgang met de vader onder regie van de GI moet plaatsvinden, totdat er meer duidelijkheid is over de veiligheid van de kinderen. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd, waarbij de uitvoering van deze beslissing bij voorraad verklaard is.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 3 februari 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/609895 / JE RK 20-3478
Datum uitspraak: 15 januari 2021

Beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2012 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. A. Harent te Dordrecht,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 december 2020, ingekomen bij de griffie op 17 december 2020.
Op 15 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [naam kind 1] en [naam kind 2] , die apart zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. A. Harent, voornoemd;
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 7 augustus 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 14 augustus 2021.
Bij beschikking van 14 maart 2019 is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vastgesteld:
Partijen zullen in onderling overleg met de gezinsvoogd en eventueel met [naam 2] van CGB Drechtsteden bepalen wanneer de minderjarigen bij welke ouder verblijven.

Het verzoek

De GI heeft verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen in de zin dat het hervatten van de zorg- en opvoedtaken van de vader met de kinderen plaatsvindt onder regie van de GI; dan wel op de wijze die in het belang van de kinderen noodzakelijk wordt geacht. Daarnaast heeft de GI verzocht een voorlopige voorziening te treffen die eruit bestaat dat het contact van de vader met de kinderen voor de duur van het geding wordt geschorst.
De GI heeft ter zitting het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken, omdat er geen belang meer is bij de beoordeling van dit deel van het verzoek. Vandaag wordt immers de bodemzaak behandeld.
De GI heeft ter zitting het verzoek tot vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gehandhaafd en als volgt toegelicht. Tussen [naam kind 1] en de vader is al langere tijd geen contact. Ook [naam kind 2] heeft besloten om het contact met de vader stop te zetten. De omgangsregeling is daarom op dit moment met name gericht op het contact tussen [naam kind 3] en de vader. Naar aanleiding van zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader is het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (hierna: het LEC) een onderzoek gestart naar de vader. Binnen twee weken zal het LEC overgaan naar de afrondende fase. Zodra het onderzoek is afgerond en er duidelijke veiligheidsafspraken zijn gemaakt zal er toegewerkt worden naar het hervatten van de omgang. Het is daarbij belangrijk dat de vader met de GI hierover in gesprek zal gaan.

De standpunten van de belanghebbenden

De vader heeft ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. In de afgelopen periode is de (gevoelsmatige) afstand tussen de vader en de kinderen groter geworden en hij begrijpt dat de kinderen op dit moment ruimte nodig hebben. De vader staat in het belang van de kinderen achter begeleide omgang onder regie van de GI. Wel mist de vader zijn kinderen. Met name [naam kind 3] is nog heel jong en zij heeft het recht om haar vader te zien. De vader heeft uit boosheid bepaalde dingen geuit, maar het is nooit de bedoeling geweest om zijn kinderen te bedreigen.
Door en namens de moeder is ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. De situatie bij de vader is op dit moment onveilig waardoor het contact tussen de vader en de kinderen is stopgezet. De moeder is daarom blij dat de omgang tussen de vader en de kinderen onder regie van de GI zal plaatsvinden.

De beoordeling

Nu de GI ter zitting het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet verder worden onderzocht. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen bij de vader. Naar aanleiding van deze zorgen heeft de GI een veiligheidsplan gemaakt en is de omgang met de vader tijdelijk stopgezet. Daarnaast is er contact gezocht met de politie en is het LEC een onderzoek gestart. De kinderrechter is met de GI van oordeel dat de uitkomst van het LEC moet worden afgewacht alvorens de omgangsregeling van de kinderen met de vader kan worden hervat. Totdat er meer duidelijkheid is over de veiligheid van de kinderen bij de vader is het van belang dat het hervatten van de omgang dient plaats te vinden onder regie van de GI. Het is daarbij van belang dat de vader met de GI hierover in gesprek gaat en dat er duidelijke veiligheidsafspraken worden gemaakt.
De kinderrechter zal op grond van het vorenstaande het – onweersproken – verzoek van de GI toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgesteld in de beschikking
van 14 maart 2019, in die zin dat:
(het hervatten van) de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de vader ten aanzien van de kinderen vindt plaats onder de regie van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 3 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie
maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op
een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.