ECLI:NL:RBROT:2021:4356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
8983834
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor geleverde kaasproducten

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Filiuskaas B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot onbetaalde facturen voor geleverde kaasproducten. De vordering betreft een bedrag van € 5.451,55, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Filiuskaas heeft in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 23 mei 2020 diverse facturen aan [gedaagde 1] gezonden, die niet binnen de betalingstermijn van 14 dagen zijn voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] ten tijde van de leveringen minderjarig was, en dat [gedaagde 2] de vader van [gedaagde 1] is. Er is een betalingsregeling getroffen, maar een deel van de vordering blijft openstaan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden de verschuldigdheid en hoogte van de facturen niet hebben betwist. De wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf de vervaldata van de facturen, en de gedaagden zijn ook aansprakelijk voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de vordering van Filiuskaas toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De gedaagden zijn veroordeeld om het openstaande bedrag te betalen, en de proceskosten zijn vastgesteld op € 1.106,07, inclusief griffierecht en kosten voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8983834 \ CV EXPL 21-3271
uitspraak: 30 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Filiuskaas B.V.,
gevestigd te Tholen,
eiseres,
gemachtigde: Bureau Mercuur te Groningen,
tegen

1..[gedaagde 1], handelend onder de naam [handelsnaam],

2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden],
gedaagden,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Filiuskaas” respectievelijk “[gedaagden]” (gedaagden gezamenlijk), [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (gedaagden afzonderlijk).

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 12 januari 2021, met producties;
  • het schriftelijke verweer van gedaagden, met één productie;
  • het tussenvonnis van 22 maart 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte vermindering van eis van Filiuskaas, in welke akte tevens is verzocht – met instemming van [gedaagden] – het houden van een mondelinge behandeling achterwege te laten en vonnis te wijzen.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Filiuskaas heeft diverse kaasproducten aan [gedaagde 1] verkocht en geleverd. In verband daarmee heeft Filiuskaas in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 23 mei 2020 diverse facturen, in totaal ten bedrage van € 15.677,54, aan [gedaagde 1] gezonden. De betalingstermijn van de facturen bedraagt 14 dagen.
2.2.
Ten tijde van voornoemde leveringen was [gedaagde 1] 16 dan wel 17 jaar. [gedaagde 2] is de vader van [gedaagde 1].
2.3.
Uit hoofde van een tussen Filiuskaas enerzijds en [gedaagde 2] (zowel in hoedanigheid van vader van [gedaagde 1] als voor zichzelf) en [gedaagde 1] anderzijds getroffen betalingsregeling met betrekking tot de in 2.1 bedoelde facturen hebben gedaagden een bedrag van € 4.988,68 voldaan.
2.4.
Na het uitbrengen van de dagvaarding zijn partijen overeengekomen dat een bedrag van € 7.393,68 in mindering strekt op de vordering van Filiuskaas.

3..Het geschil

3.1.
Filiuskaas heeft, na eisvermindering, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 5.451,55, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, de wettelijke rente over de proceskosten alsmede in de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Filiuskaas - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde 1] heeft verzuimd de in 2.1 bedoelde facturen volledig te voldoen. Filiuskaas maakt ook aanspraak op de wettelijke handelsrente, die (blijkens productie 2 van de akte van 22 maart 2021) tot 1 maart 2021 € 1.224,50 bedraagt. Filiuskaas heeft zich genoodzaakt gezien haar vordering ter incasso uit handen te geven en maakt daarom tevens aanspraak op een bedrag van € 931,78. aan buitengerechtelijke kosten. Derhalve resteert – rekening houdend met de betaling van € 4.988,68 (die op grond van artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) eerst in mindering strekt op de kosten en de rente) en het gecrediteerde bedrag van € 7.393,68 – een openstaand bedrag van € 5.451,55 (€ 17.833,91 -/- € 4.988,68 -/- 7.393,68).
3.3.
[gedaagden] hebben schriftelijk gereageerd op de dagvaarding en hebben - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. De coronacrisis heeft [gedaagde 1] hard geraakt. Zij willen er alles aan doen om het op te lossen.

4..De beoordeling

4.1.
Door [gedaagden] is de verschuldigdheid en de hoogte van de in 2.1 bedoelde facturen niet betwist, zodat daarvan zal worden uitgegaan.
4.2.
Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de facturen niet binnen de betalingstermijn van 14 dagen zijn voldaan. Nu sprake is van een fatale termijn, treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in en is [gedaagde 1] vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen de wettelijke handelsrente verschuldigd geworden. [gedaagden] hebben de juistheid van de door Filiuskaas tot 1 maart 2021 berekende rente van € 1.224,59 niet betwist, zodat de kantonrechter van de juistheid van dit bedrag uitgaat.
4.3.
Filiuskaas maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Vooropgesteld wordt dat, indien in een business-to-businessverhouding de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser incassohandelingen heeft verricht waartoe hij in redelijkheid kon overgaan, de schuldenaar ex artikel 6:96 lid 4 BW (minimaal) de volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genormeerde vergoeding is verschuldigd, ongeacht de aard en de omvang van de incassohandelingen (Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405). Nu [gedaagden] niet in geschil is dat er door de gemachtigde van Filiuskaas met [gedaagden] gecorrespondeerd is over een te treffen betalingsregeling, staat vast dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Gesteld noch gebleken is dat Filiuskaas niet in redelijkheid tot die incassohandelingen heeft kunnen overgaan, zodat [gedaagden] een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten aan Filiuskaas verschuldigd is. Voor de hoogte van die vergoeding zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Derhalve is, zoals gevorderd, aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 931,78 verschuldigd geworden.
4.4.
Ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW strekken betalingen ter voldoening van een geldsom eerst in mindering van de kosten, vervolgens van de verschenen rente en ten slotte van de hoofdsom. Correcte toepassing van de imputatieregeling brengt in dit geval mee dat met de betaling van € 4.988,68 (zie 2.3) de tot 1 maart 2021 verschenen rente van € 1.224,59 en de buitengerechtelijke kosten van € 931,78 volledig zijn voldaan en er van de hoofdsom (met inachtneming van het gecrediteerde bedrag van € 7.393,68 (zie 2.4) nog een bedrag resteert van € 5.451,55, zoals hiervoor bij 3.2 reeds nader gespecificeerd. Dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 1 maart 2021.
4.5.
Zoals door Filiuskaas gesteld en door [gedaagden] niet betwist, wordt er van uitgegaan dat [gedaagde 2] naast [gedaagde 1], als medeschuldenaar ten aanzien van onderhavige vordering heeft te gelden. Artikel 6:6 lid 1 BW bepaalt dat, indien een prestatie door twee of meer schuldenaren verschuldigd is, zij ieder voor een gelijk deel verbonden zijn, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk verbonden zijn. Als uitgangspunt heeft dus te gelden dat alle schuldenaren voor gelijke delen verbonden zijn. Gesteld noch gebleken is dat er in casu sprake is van hoofdelijke verbondenheid. Filiuskaas heeft bovendien geen hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] gevorderd, hetgeen betekent dat [gedaagden] ieder tot betaling van een gelijk deel zullen worden veroordeeld.
4.6.
[gedaagden] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van Filiuskaas worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden], beiden voor gelijke delen, om aan Filiuskaas tegen kwijting te betalen € 5.451,55, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 1 maart 2021 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden], beiden voor gelijke delen, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Filiuskaas vastgesteld op:
 € 1.106,07 € 1.106,07 aan verschotten (waarvan € 1.013,00 aan griffierecht en € 93,07 aan dagvaardingskosten);
 € 1.106,07 € 373,00 aan salaris voor de gemachtigde;
 voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
en indien [gedaagden] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis hebben voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487