ECLI:NL:RBROT:2021:4354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
10/702017-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van vuurwapens en namaakwapens met betrekking tot de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een gaspistool, een revolver, munitie, en namaakwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 februari 2020 in Hoogvliet Rotterdam in het bezit was van een gaspistool van het merk Retay, type Lord, kaliber 9mm pak, en een revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm flobert, evenals munitie van de categorie III. De verdediging voerde aan dat de namaakwapens, die de verdachte ook in zijn bezit had, als speelgoed moesten worden aangemerkt volgens de Speelgoedrichtlijn. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de nepwapens niet van echte vuurwapens te onderscheiden waren en geschikt waren voor bedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de risico's voor de veiligheid van personen een passende straf vereisten. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen verband was met de bewezen feiten. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/702017-20
Datum uitspraak: 17 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 en 3
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 4
Standpunt verdediging
Het voorhanden hebben van het bij de verdachte thuis aangetroffen namaakmachinegeweer en namaakpistool is niet strafbaar. Volgens de Speelgoedrichtlijn gaat het bij beide objecten om speelgoed. De speelgoedwapens zijn in Nederland gekocht en hebben een EU keurmerk.
Beoordeling
Uit de omschrijvingsprocessen-verbaal van de wapens blijkt dat zowel het machinegeweer als het pistool qua vorm en afmeting een sprekende gelijkenis met een echt vuurwapen heeft. De (speelgoed)wapens zijn daarmee geschikt om personen mee te bedreigen of af te dreigen en dus verboden op grond van de Wet wapens en munitie. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarde die de Speelgoedrichtlijn stelt om een voorwerp als speelgoed aan te merken, namelijk dat het is ontworpen of bestemd om door kinderen jonger dan veertien jaar bij het spelen te worden gebruikt. Bewezen is dan ook dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee speelgoedwapens die sprekende gelijkenis tonen met een vuurwapen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
hij op 7 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool/revolver,
- een gaspistool van het merk Retay, type Lord, kaliber 9mm pak
en
- een revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm flobert
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 7 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
- achtenzestig (68) stuks, kogelpatronen van het kaliber 4mm flobert
en
- negen (9) stuks, knal en/of gaspatronen van het kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 7 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
wapen
svan categorie I onder 7°, te weten
- een speelgoed machinegeweer, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten een automatisch vuurwapen,
en
- een speelgoed pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten een pistool
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte had een gaspistool en een revolver met munitie voorhanden. Het bezit van vuurwapens, ook met een klein kaliber, levert in het algemeen een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid van personen. Ook heeft de verdachte twee imitatievuurwapens voorhanden gehad die op het eerste gezicht niet van een echt vuurwapen te onderscheiden zijn. De aanwezigheid van dit soort voorwerpen in de maatschappij is onaanvaardbaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen, waarbij zij een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk oplegt. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Er wordt in de persoon van de verdachte en gelet op zijn proceshouding geen aanleiding gezien voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 802,60 een bedrag van € 300,00 verbeurd wordt verklaard en het restantbedrag van € 502,60 terug wordt gegeven aan de verdachte. De € 300,00 zijn afkomstig uit de verboden verkoop van namaakkleding, zoals dat onder 1 ten laste is gelegd.
Beoordeling
De verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. Om die reden zal ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 802,60 een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vorderingen benadeelde partij

De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 145,88 aan materiële schade en een vergoeding van € 700,00 aan immateriële schade.
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.250,00 aan materiële schade en een vergoeding van aan immateriële schade, niet op waarde geschat.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd geen verband houdt met de bewezen verklaarde feiten. Beide benadeelde partijen zullen daarom in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
146 (honderdzesenveertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
73 dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan verdachte van het geldbedrag van € 802,60 (beslagnummer G5976729 op 7 februari 2020);
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
opzettelijk
valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten
negenentwintig (29) trainingspakken van het merk Stone Island, en/of
tweeëntwintig (22) trainingspakken van het merk Nike,
heeft/hebben ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop
heeft/hebben aangeboden, afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad gehad;
2.
hij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
(een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool/revolver,
- een gaspistool van het merk Retay, type Lord, kaliber 9mm pak
en/of
- een revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm flobert
voorhanden heeft/hebben gehad;
3.
hij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te
weten
- achtenzestig (68) stuks, kogelpatronen van het kaliber 4mm flobert
en/of
- negen (9) stuks, knal en/of gaspatronen van het kaliber 9mm
voorhanden heeft/hebben gehad;
4.
hij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen van categorie I onder 7°, te weten
- een speelgoed machinegeweer, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn
vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te
weten een automatisch vuurwapen,
en/of
- een speelgoed pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten een
pistool
voorhanden heeft/hebben gehad.