ECLI:NL:RBROT:2021:4352

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
10/700094-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in voorraad hebben van namaakkleding en het bezit van vuurwapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in voorraad hebben van namaakkleding en het bezit van vuurwapens. De verdachte werd veroordeeld voor het in voorraad hebben van 51 stuks vervalste kleding van de merken Stone Island en Nike, die bestemd waren voor verkoop via internet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had moeten weten dat de kleding namaak was, gezien de lage inkoopprijs en de grote hoeveelheid. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een revolver en munitie, evenals een namaakmachinegeweer. Het verweer van de verdachte dat het om speelgoed ging, werd verworpen, omdat de wapens niet van echte vuurwapens te onderscheiden waren en geschikt waren voor bedreiging. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen verband hielden met de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/700094-20
Datum uitspraak: 17 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2, te weten het voorhanden hebben van het gaspistool, merk Retay;
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Inleiding
Vaststaat dat bij een doorzoeking van de woning van de verdachte en haar echtgenoot, de medeverdachte [naam medeverdachte], op 7 februari 2020 onder meer de volgende goederen in beslag zijn genomen:
  • een pistool merk Ekol, type Arda, met kaliber 4mm, hierna te noemen: pistool. Het pistool zat in een doosje dat op dan wel in een bureau in de woonkamer lag;
  • 68 patronen kaliber 4mm;
  • een namaakpistool en een gaspistool merk Retay, type Lord, hierna te noemen: gaspistool, die beide in een mand in de woonkamer lagen;
  • negen knalpatronen waarvan drie in een kast en zes op het tv-meubel lagen;
  • een namaakmitrailleur aangetroffen in het tuinhuis;
  • 29 namaak trainingspakken van het merk Stone Island;
  • 22 namaak trainingspakken van het merk Nike.
4.1.
Bewijswaardering feit 1 (namaakkleding)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte wist niet dat de bij haar in beslaggenomen kleding namaak betrof. Het tenlastegelegde opzet ontbreekt om die reden.
Beoordeling
De bij de verdachte aangetroffen namaakkleding van de merken Stone Island en Nike waren bestemd voor de verkoop via internet. De verdachte heeft verklaard dat zij van een derde de kleding had gekocht en reeds gedeeltelijk met winst had doorverkocht. Gelet op de lage inkoopprijs afgezet tegen de gangbare prijzen van de merkkleding en de door de derde aangeboden hoeveelheid kleding, had van de verdachte mogen worden verwacht dat zij onderzoek had verricht naar de echtheid van de merkkleding. Niet kan worden volstaan met louter het, naar eigen zegen, verifiëren van de identiteit van de eerste verkoper van de kleding. Door geen nader onderzoek te doen, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij vervalste kleding kocht waarbij het haar bedoeling was deze door te verkopen. De rechtbank acht dus bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het op 7 februari 2020 in voorraad hebben van 51 stuks vervalste kleding. Van de overige ten laste gelegde handelingen zal zij worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 en 3 (gaspistool, pistool en munitie)
Standpunt officier van justitie
De verdachte wist van het gaspistool en de munitie af. Deze lagen in de woonkamer in het zicht. Ten aanzien van het pistool kan haar wetenschap niet worden vastgesteld Die lag namelijk in een doosje in of op een bureau(la). De verdachte dient ten aanzien van het pistool te worden vrijgesproken.
Standpunt verdediging
Er is vrijspraak bepleit, De wapens en munitie zijn van de medeverdachte. De verdachte ontkent dat zij hiervan wist. Van enige beschikkingsmacht kan om die reden evenmin sprake zijn.
Beoordeling
De rechtbank kan op basis van de processtukken niet vaststellen waar het gaspistool en de 68 4mm patronen precies zijn aangetroffen. Onbekend is of deze voorwerpen in het zicht lagen of in een afgesloten mand. Evenmin kan op basis van de overige stukken of de behandeling op zitting worden vastgesteld of de verdachte van het gaspistool en de 4mm patronen wist. De verdachte zal dan ook van het voorhanden hebben daarvan worden vrijgesproken. Dit geldt niet ten aanzien van de negen knalpatronen, omdat deze in het zicht in de woonkamer lagen. Daaruit volgt dat de verdachte van die patronen afwist en daarover kon beschikken.
Op vragen van de politie over de aangetroffen vuurwapens heeft de verdachte verklaard dat zij wist dat haar man
een zwart dingetje heeft met balletjes.Van de aangetroffen wapens voldoet alleen het pistool aan deze omschrijving. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte daarvan wist en, omdat deze in haar woning is aangetroffen, ook daarover kon beschikken.
De rechtbank acht dus bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool en negen knalpatronen.
4.3.
Bewijswaardering feit 4 (namaakwapens)
Standpunt officier van justitie
Het namaakpistool is aangetroffen in de woning van de verdachte. De verdachte wist van het namaakpistool af.
Standpunt verdediging
Het voorhanden hebben van het bij de verdachte thuis aangetroffen namaakmachinegeweer en namaakpistool is niet strafbaar. Volgens de speelgoedrichtlijn gaat het bij beide objecten om speelgoed. De speelgoedwapens zijn in Nederland gekocht en hebben een EU keurmerk.
Beoordeling
Het namaakpistool bevond zich tijdens de doorzoeking op dezelfde plek als het gaspistool. Daaruit volgt dat, zoals hiervoor ook overwogen, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bekend was met het namaakpistool. Zij zal van dat onderdeel worden vrijgesproken.
De verdachte heeft verklaard dat zij ermee bekend was dat de medeverdachte een namaakmachinegeweer bezat en hij dat wapen in hun gezamenlijke tuinhuis bewaarde. Uit de omschrijvingsprocessen-verbaal van de wapens blijkt dat zowel het machinegeweer als het pistool qua vorm en afmeting een sprekende gelijkenis met een echt vuurwapen heeft. De (speelgoed)wapens zijn daarmee geschikt om personen mee te bedreigen of af te dreigen en dus verboden op grond van de Wet wapens en munitie. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarde die de Speelgoedrichtlijn stelt om een voorwerp als speelgoed aan te merken, namelijk dat het is ontworpen of bestemd om door kinderen jonger dan veertien jaar bij het spelen te worden gebruikt. Bewezen is dan ook dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een speelgoedwapen die sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
opzettelijk
valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten negenentwintig (29) trainingspakken van het merk Stone Island, en tweeëntwintig (22) trainingspakken van het merk Nike, in voorraad
heeftgehad;
2.
zij op 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool/revolver,
- een revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm flobert
voorhanden heeft gehad;
3.
zij op 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
- negen (9) stuks, knal en/of gaspatronen van het kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad;
4.
zij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
een wapen van categorie I onder 7°, te weten
- een speelgoed machinegeweer, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten een automatisch vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1
opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben;
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte had een grote hoeveelheid namaak trainingspakken voorhanden met de bedoeling deze te verkopen. Zij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de merkrechten van derden die door dergelijk handelen schade lijden. De verdachte had tevens een revolver en munitie voorhanden. Het bezit van vuurwapens, ook met een klein kaliber, levert in het algemeen een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid van personen. Ook heeft de verdachte een imitatievuurwapen voorhanden gehad die op het eerste gezicht niet van een echt vuurwapen te onderscheiden is. De aanwezigheid van dit soort voorwerpen in de maatschappij is onaanvaardbaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen, waarbij zij een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk oplegt. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij

De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 145,88 aan materiële schade en een vergoeding van € 700,00 aan immateriële schade.
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.250,00 aan materiële schade en een vergoeding van aan immateriële schade, niet op waarde geschat.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd geen verband houdt met de bewezen verklaarde feiten. Beide benadeelde partijen zullen daarom in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 337 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
146 (honderdzesenveertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
73 dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
opzettelijk
valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten
negenentwintig (29) trainingspakken van het merk Stone Island, en/of
tweeëntwintig (22) trainingspakken van het merk Nike,
heeft/hebben ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop
heeft/hebben aangeboden, afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad gehad;
2.
zij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
(een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool/revolver,
- een gaspistool van het merk Retay, type Lord, kaliber 9mm pak
en/of
- een revolver van het merk Ekol, type Arda, kaliber 4mm flobert
voorhanden heeft/hebben gehad;
3.
zij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
- achtenzestig (68) stuks, kogelpatronen van het kaliber 4mm flobert
en/of
- negen (9) stuks, knal en/of gaspatronen van het kaliber 9mm
voorhanden heeft/hebben gehad;
4.
zij op of omstreeks 07 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen van categorie I onder 7°, te weten
- een speelgoed machinegeweer, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn
vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te
weten een automatisch vuurwapen,
en/of
- een speelgoed pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten een
pistool
voorhanden heeft/hebben gehad.