In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzetheling van goederen die bij een woninginbraak waren weggenomen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ingeschreven op het adres [adres verdachte] en werd bijgestaan door haar raadsman, mr. M.R. de Kok. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 5 februari 2020 in de woning aan [adres delict] is ingebroken. De verdachte heeft op dezelfde dag haar zus gevraagd om een Nintendo Switch en andere bij de inbraak weggenomen goederen te verkopen. Tijdens een doorzoeking van haar woning zijn ook andere gestolen goederen aangetroffen.
De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte dat zij niet wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren, niet geloofwaardig geacht. De verdachte had moeten vermoeden dat de goederen niet op legale wijze waren verkregen, gezien de omstandigheden waaronder zij deze in ontvangst nam. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor opzetheling van de Nintendo Switch, de spellen, de controllers, de televisie en de Bose Soundbar. De verdachte is vrijgesproken van de heling van andere goederen, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij daarvan op de hoogte was.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank minder goederen bewezen achtte. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de vorderingen en het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting.