In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De kinderen waren eerder onder toezicht gesteld tot 15 mei 2021, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van één jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder niet aanwezig was. De vader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) waren wel aanwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd, maar dat er positieve ontwikkelingen zichtbaar zijn. De moeder ontvangt opvoedondersteuning en de vader krijgt hulp van Humanitas. De communicatie tussen de ouders blijft echter een punt van zorg. Ondanks hun inspanningen om de communicatie te verbeteren, lukt het hen nog niet om op een constructieve manier samen te werken in het belang van de kinderen. De GI heeft voorgesteld om de ouders aan te melden voor mediation, maar dit is nog niet gerealiseerd.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling van de kinderen moet worden verlengd tot 15 januari 2022, omdat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk blijft om de situatie te monitoren en de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is mondeling uitgesproken in het openbaar. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.