Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [vestigingsplaats eiseres] , eiseres,
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), verweerster,
Procesverloop
[naam 2] , hoofd behandelzaken, [naam 3] , adviseur,
[naam 4] , deskundige, en [naam 5] , voorzitter van de raad van commissarissen van [naam eiseres] . De NZa heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, bijgestaan door [naam 6] en [naam 7] , beiden werkzaam bij de NZa, en [naam 8] , deskundige
.
Overwegingen
1 januari 2013 tot en met 31 december 2015:
“het classificeren van de (primaire) diagnose” is bepaald dat de hoofdbehandelaar de feitelijke diagnoseclassificatie conform de integrale DSM-IV-TR registreert.
26 oktober 2016 van de door de NZa ingeschakelde deskundige [naam 8] ( [naam 8] ). Aan [naam 8] zijn 12 dossiers van door [naam eiseres] behandelde cliënten voorgelegd. In al deze dossiers heeft [naam eiseres] als hoofddiagnose een ongedifferentieerde somatoforme stoornis (OSS) gesteld. Van de twaalf dossiers was bij twee dossiers geen sprake van behandeling en bij deze twee dossiers is de DBC voor diagnostiek volgens [naam 8] terecht in rekening gebracht want daarvoor hoeft geen stoornis te worden vastgesteld. In alle twaalf dossiers was sprake van een werknemer die cliënt werd bij [naam eiseres] terwijl zijn werkgever dan wel de arbodienst van de werkgever een convenant had met [naam eiseres] . [naam 8] heeft vastgesteld dat uit tien van de twaalf medische dossiers niet blijkt dat deze cliënten adequaat in de eerste lijn (bij huisarts of eerstelijnspsycholoog) zijn behandeld. [naam 8] heeft geconcludeerd dat in geen van de beoordeelde twaalf dossiers sprake was van OSS. In alle gevallen noemden de betreffende cliënten geen somatische oorzaak voor hun klachten maar werden de somatische klachten veroorzaakt door stress door werk, de gedachte aan werkhervatting, de consequenties van arbeidsongeschiktheid of factoren in hun privésituatie. Hij stelt dat er sprake was van cliënten met klachten die passen bij een burn-out als gedefinieerd door het Zorginstituut en in de door eerstelijns beroepsverenigingen opgestelde Multidisciplinaire richtlijn “Een lijn in de eerste lijn bij overspanning en burn-out” (MDR). Verder stelt [naam 8] dat bij een OSS geen cognitieve gedragstherapie volgens een burn-outprotocol hoort te worden toegepast.
Dat personeel van [naam eiseres] wel eens overstapt naar Transparant, betekent zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet dat [naam 8] belang kan hebben bij een bepaalde wijze van advisering aan de NZa. De rechtbank ziet in wat door [naam eiseres] is aangevoerd ook geen aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van [naam 8] . Het door [naam eiseres] aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat de NZa zich niet op het deskundigenoordeel van [naam 8] kon baseren.
[naam eiseres] stelt in beroep dat niet is vereist dat er sprake is van onverklaarbare fysieke klachten. [naam eiseres] gaat daarbij voorbij aan wat hiervoor is geciteerd (‘unexplained physical complaints‘) uit de inleiding die in DSM-IV-TR is gegeven op het deel over somatoforme stoornissen.
Verder wijst [naam eiseres] erop dat er wel somatische klachten bij de cliënten waren. Dat doet echter niet aan af aan de omstandigheid dat er geen suggestie voor een lichamelijke oorzaak van die klachten aanwezig was. [naam 8] wijst er in dat verband niet ten onrechte op dat de DSM-IV-TR in onderling verband moet worden gelezen en dat niet kan worden volstaan met het afvinken van criteria. [naam eiseres] heeft er in haar repliek op gewezen dat volgens de ‘Multidisciplinaire richtlijn MDR Solk en Somatoforme Stoornissen’ bij patiënten met Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) vaak psychosociale stressoren een rol spelen, zoals werkproblemen en stress. Daaruit volgt echter nog niet dat die patiënten hun klachten ook presenteren als veroorzaakt door die stressoren. In dat verband is van belang dat in voornoemde richtlijn ook is vermeld (zoals aangehaald door [naam eiseres] ): “Het heeft dus zin om hij een opleving van de klachten de agenda te verbreden en naar opgetreden stressvolle gebeurtenissen te vragen.” Daaruit kan op zijn minst worden afgeleid dat de stressoren niet onmiddellijk genoemd worden door de patiënt maar dat
‘de agenda verbreed moet worden’ door uitdrukkelijk naar stressoren te vragen.
In dit verband wijst [naam 8] er verder op dat het verrichten van somatisch onderzoek door de eerste lijn in dit geval ook niet voor de hand lag omdat de cliënten in de onderzochte dossiers “stress door werk, de gedachte aan werkhervatting, de consequenties van arbeidsongeschiktheid of factoren in hun privésituatie” als duidelijke oorzaak van hun klachten aanwijzen. Het ontbreken van somatisch onderzoek door de eerste lijn, illustreert volgens [naam 8] dat geen sprake was van OSS maar van psychische klachten. [naam eiseres] heeft dat niet gemotiveerd betwist,
Volgens de MDR is er sprake van overspanning als voldaan is aan alle volgende criteria:
Volgens [naam eiseres] is behandeling volgens het burn-out protocol niet gericht op de oorzaken maar op de gevolgen en is die behandeling daarom geschikt voor patiënten met OSS.
Uit het burn-out protocol volgt dat de behandeling begint met te onderzoeken hoe de klachten zich ontwikkeld hebben, waarbij wordt doorgevraagd over problemen in de werk- en privésfeer. Daarna volgt klachtenreductie waarbij de mogelijkheden worden onderzocht om de geestelijke overbelasting te verminderen, er gewerkt wordt aan een vermindering van de spanningsklachten en betrokkene wordt aangespoord tot leefstijlverbeteringen. Vervolgens vindt er cognitieve therapie plaats waarbij ‘we u helpen om uw doelen met betrekking tot werk tegen het licht te houden. We helpen u om de mogelijk sterke gevoelens van boosheid, onrechtvaardigheid, miskenning, verongelijktheid en verslagenheid te onderzoeken.’ Afsluitend kan gekozen worden voor de modules werkhervatting, timemanagement, werkgerichte interventies, conflicthantering en lichamelijke vermoeidheid (terugvalpreventie). Gelet op deze opbouw en inhoud heeft de NZa met [naam 8] terecht geconcludeerd dat de behandeling volgens het burn-out protocol hoofdzakelijk is gericht op het identificeren en hanteerbaar maken van de oorzaken van de klachten en niet op de gevolgen van de onverklaarde somatische klachten en dat die behandeling daarmee niet past bij de gestelde diagnose OSS. Dat betekent dat [naam eiseres] zorg gericht op de behandeling van burn-out klachten in rekening heeft gebracht. Burn-out klachten vallen echter niet onder de volgens het basispakket verzekerde zorg voor de Zvw en behandelingen daarvoor worden niet vergoed op grond van de zorgverzekering. Daarmee is er sprake van het in rekening brengen van zorg die niet tot het basispakket behoort. Dat betekent een overtreding van artikel 35, eerste lid, onder c van de Wmg. Ook de hiertegen gerichte beroepsgrond van [naam eiseres] slaagt niet.
Beslissing
mr. A.C. Hendriks, leden, in aanwezigheid van mr. M. Traousis-van Wingaarden, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 mei 2021.