Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt, geboren op [geboortedatum cliënt], die verblijft in Stichting Zuidwester te Middelharnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap en een autismespectrumstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en agressief gedrag. De mondelinge behandeling vond plaats via een beeld- en geluidverbinding, waarbij de advocaat van de cliënt, de gedragsdeskundige en de mentor van de cliënt aanwezig waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de cliënt niet in staat was om zich te doen horen en dat zijn afwezigheid gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ niet tijdig een verzoek heeft ingediend voor de voortzetting van het verblijf, maar dat de situatie van de cliënt zodanig is dat voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De cliënt vertoont ontremd gedrag en heeft regelmatig suïcidale uitingen gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de cliënt zich verzet tegen afspraken. Daarom is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf.
De rechtbank verleent de machtiging tot voortzetting van het verblijf voor de duur van een jaar, tot en met 4 maart 2022. Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 7 mei 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.