Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam gedaagde 1] ,
[naam gedaagde 2],
1..De procedure
- de dagvaarding, met producties,
- het tegen gedaagde 1 verleende verstek,
- de conclusie van antwoord van gedaagde 2,
- de toestemming van de verschenen partijen om vonnis te wijzen zonder dat eerst een mondelinge behandeling wordt gehouden.
2..De beoordeling
rechtshandelingen, nu immers ook al beslist zal worden dat onderhavig vonnis zo nodig in de plaats zal treden van de rechtshandelingen die gedaagde 1 moet verrichten. De dwangsom zal daarom slechts gesteld worden op de
feitelijke handelingendie gedaagde 1 moet verrichten. De rechtbank zal de dwangsom opleggen ter zake van de deelvorderingen IV, V (die geen vordering tot betaling van een geldsom aan eiseres is, zodat ook hier een dwangsom mogelijk is) en VIII.
te bepalen” dat gedaagde 1 moet meewerken aan verkoop van de woning aan een derde. De rechtbank acht deze term onvoldoende duidelijk. Ter voorkoming van eventuele executieproblemen zal de rechtbank (waar nodig) in plaats daarvan gedaagde 1 “
gelasten” om zijn medewerking te verlenen. Hierdoor wordt het risico verminderd dat de deurwaarder weigert medewerking te verlenen aan de gedwongen tenuitvoerlegging van het vonnis, respectievelijk aan het incasseren van een verbeurde dwangsom. In dit oordeel weegt de rechtbank mee dat zij bij een verdeling van een gemeenschap niet gebonden is aan hetgeen gevorderd is (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).
toerekeningvan de schuld bij een eventuele onderwaarde (een schuld is geen goed en kan dus niet
verdeeldworden). De rechtbank zal niet aan gedaagden samen de helft toedelen/toerekenen, maar aan ieder van hen afzonderlijk een kwart.
3..De beslissing
3255/2517/1980