In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2021, staat de aansprakelijkheid van de belastingadviseur centraal. De eiser, Centraal Administratiekantoor Dordrecht B.V. (CAK), heeft de gedaagde belastingadviseur aangesproken voor schade die is ontstaan door het niet tijdig aanvragen van een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een doorlopende relatie bestond tussen CAK en de belastingadviseur, waarop artikel 7:401 BW van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belastingadviseur zijn zorgplicht heeft geschonden door CAK niet te waarschuwen voor het risico van belastingrente, wat heeft geleid tot een schade van € 80.052,-. De rechtbank heeft de aansprakelijkheid van de belastingadviseur vastgesteld, maar ook rekening gehouden met de eigen schuld van CAK. Uiteindelijk is de schadevergoeding vastgesteld op € 40.026,-, met een toewijzing van buitengerechtelijke kosten tot € 1.175,26. De rechtbank heeft de gedaagde belastingadviseur veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 5.490,04. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van belastingadviseurs en de noodzaak om cliënten tijdig te informeren over fiscale verplichtingen.