Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
,
Rechtbank Rotterdam
Op 14 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot schadevergoeding op basis van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoekschrift was ingediend op 24 maart 2021, en de mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat W.H.J.W. de Brouwer, stelde dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz was overschreden en vroeg om een schadevergoeding van € 20,- per dag voor de overschrijding. De officier van justitie was niet aanwezig bij de zitting en betwistte de claim, stellende dat de termijn niet was overschreden.
De rechtbank beoordeelde de zaak aan de hand van de relevante wetgeving. Artikel 5:16 lid 1 Wvggz vereist dat de officier zijn beslissing over de criteria voor verplichte zorg binnen vier weken na de schriftelijke mededeling meedeelt. De rechtbank concludeerde dat de officier op 15 maart 2021 had medegedeeld dat aan de criteria was voldaan en dat het verzoek tot zorgmachtiging tijdig was ingediend. Hierdoor was er geen sprake van termijnoverschrijding.
De rechtbank wees het verzoek tot schadevergoeding af, omdat er geen wettelijke grondslag was voor de gevraagde schadevergoeding. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en op 15 april 2021 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag, met een termijn van drie maanden voor indiening.