ECLI:NL:RBROT:2021:4245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
C/10/605659 / HA ZA 20-972
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in een internationale zaak met forumkeuze in algemene voorwaarden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschap Coatinc Roermond B.V. en een buitenlandse vennootschap. Coatinc vordert betaling van een bedrag van € 217.380,91 van de gedaagde partij, die in het incident een beroep doet op onbevoegdheid van de rechtbank. De rechtbank dient te beoordelen of de forumkeuze in de algemene voorwaarden van Coatinc geldig is, conform artikel 25 van de Brussel I bis-Verordening. De rechtbank concludeert dat de forumkeuze niet rechtsgeldig is overeengekomen, omdat niet is voldaan aan de vereisten van mededeling van de algemene voorwaarden aan de gedaagde partij. Hierdoor is de rechtbank Rotterdam onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. De zaak wordt verwezen naar de rechtbank Limburg, die op basis van artikel 7, aanhef en sub 1 van de Brussel I bis-Verordening internationaal bevoegd is. Coatinc wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 563,00. Het vonnis is uitgesproken op 12 mei 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/605659 / HA ZA 20-972
Vonnis in incident van 12 mei 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COATINC ROERMOND B.V.,
gevestigd te Roermond,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. T.G.G. Raijmakers te Eindhoven,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J. Wind te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Coatinc en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 augustus 2020, met producties 1-20;
  • de incidentele conclusie houdende beroep op onbevoegdheid van de rechtbank;
  • de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met producties 21-23;
  • de conclusie van repliek in het bevoegdheidsincident;
  • de conclusie van dupliek in het bevoegdheidsincident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Coatinc vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. [naam gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Coatinc € 217.380,91 te betalen, zijnde de totale aanneemsom zoals overeengekomen tussen partijen,
subsidiair:
I. [naam gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Coatinc te betalen:
a. € 118.037,45, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW (althans ex artikel 6:119 BW), vanaf 10 april 2020 (de dag van het verzuim), althans vanaf heden (de dag van de dagvaarding), tot de dag van de algehele betaling;
b. € 56.749,97, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW (althans ex artikel 6:119 BW), vanaf 18 april 2020 (de dag van het verzuim), althans vanaf heden (de dag van de dagvaarding), tot de dag van de algehele betaling;
c. € 16.235,54, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW (althans ex artikel 6:119 BW), vanaf 29 april 2020 (de dag van het verzuim), althans vanaf heden (de dag van de dagvaarding), tot de dag van de algehele betaling;
d. € 28.653,44, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vanwege gemaakte buitengerechtelijke kosten,
primair en subsidiair:
II. [naam gedaagde] veroordeelt om – wegens gemaakte en nog te maken opslagkosten – tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Coatinc € 5.400,-- te betalen per maand dat Coatinc de door [naam gedaagde] aangeleverde zaken opgeslagen heeft gehouden, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen maand- of totaalbedrag;
III. [naam gedaagde] gebiedt om binnen vijf dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het door, althans in opdracht van, [naam gedaagde] aangeleverde plaatmateriaal bij Coatinc ophaalt, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke dag of gedeelte daarvan waarop [naam gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,--,
met veroordeling van [naam gedaagde] in de kosten van deze procedure, onder bepaling dat [naam gedaagde] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd wordt indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald, alsmede, ingeval [naam gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het in dezen te wijzen vonnis voldoet, te vermeerderen met de nakosten die € 157,00 bedragen zonder betekening en € 239,00 in geval van betekening.
2.2.
Hieraan legt Coatinc – kort samengevat – het volgende ten grondslag.
2.2.1.
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten inzake het door Coatinc tegen betaling door [naam gedaagde] verrichten van coating(lak)-werkzaamheden. Coatinc heeft haar werkzaamheden deugdelijk uitgevoerd, maar [naam gedaagde] is met betaling van deze werkzaamheden in gebreke gebleven. Op de overeenkomst zijn de Algemene verkoop-, leverings- en betalingsvoorwaarden van Nedcoat Group (productie 4 van Coatinc; hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Nedcoat Group is de oude handelsnaam van The Coatinc Company Holding Groep B.V. Ten tijde van het opstellen van de algemene voorwaarden droeg het (huidige) Coatinc-concern, waar Coatinc deel van uitmaakt, de naam “NedCoat Group”. Op grond van artikel 19 van de algemene voorwaarden is Nederlands recht met uitsluiting van het Weens Koopverdrag van toepassing op de overeenkomst en is de rechtbank Dordrecht – thans de rechtbank Rotterdam – bevoegd.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[naam eiseres] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vordering van Coatinc, met veroordeling van Coatinc bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten.
3.2.
Hieraan legt [naam eiseres] – kort samengevat – het volgende ten grondslag.
De algemene voorwaarden zijn niet van toepassing en daarmee ook niet het forumkeuzebeding waar Coatinc een beroep op doet. Op grond van artikel 7 onder 1 Brussel I bis-Vo is de rechtbank Limburg, locatie Roermond, bevoegd.
3.3.
Coatinc concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiseres] in haar incidentele vordering, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [naam eiseres] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten van het incident, onder bepaling dat [naam eiseres] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd wordt, indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald, althans dat de rechtbank de zaak ex artikel 73 Rv verwijst naar de rechtbank Limburg, locatie Roermond.
3.4.
Op de argumenten die Coatinc in dit incident heeft aangevoerd wordt hierna bij de beoordeling, voor zover zij daarvoor relevant zijn, nader ingegaan.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat [naam eiseres] buiten Nederland haar woonplaats heeft. De rechtbank is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of zij internationaal bevoegd is.
4.2.
Omdat sprake is van een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (Brussel I bis-Vo) die aanhangig is gemaakt na 10 januari 2015, het tijdstip van inwerkingtreding van Brussel I bis-Vo, is deze verordening materieel en temporeel van toepassing. Brussel I bis-Vo is tevens formeel van toepassing, omdat [naam eiseres], gedaagde in de hoofdzaak, woonplaats heeft in Nederland, een lidstaat in de zin van Brussel I bis-Vo. De internationale bevoegdheid van deze rechtbank dient derhalve vastgesteld te worden aan de hand van Brussel I bis-Vo.
4.3.
Vervolgens rijst de vraag of deze rechtbank internationaal bevoegd op grond van een of meer van de bevoegdheidsregels van Brussel I bis-Vo.
4.4.
Aangezien [naam eiseres] geen woonplaats heeft in Nederland, heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht op grond van de in artikel 4 lid 1 neergelegde hoofdbevoegdheidsregel van Brussel I bis-Vo.
4.5.
Het in artikel 18 van de algemene voorwaarden waar Coatinc een beroep op doet, luidt – in de Nederlandstalige versie van de algemene voorwaarden – als volgt:
“18 Geschillen
Geschillen naar aanleiding van deze Voorwaarden en Aanbiedingen, Opdrachten, Opdrachtbevestigingen en Overeenkomsten, waarop deze Voorwaarden van toepassing zijn, zullen voor de Nederlandse vestigingen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter in het arrondissement Dordrecht, tenzij Opdrachtnemer en Opdrachtgever overeenkomen het geschil aan een arbitrage-instantie voor te leggen.”
4.6.
Sinds de herziening van de gerechtelijke kaart is het arrondissement Dordrecht vervallen en maakt dat voormalig arrondissement deel uit van het arrondissement Rotterdam. Het forumkeuzebeding moet dan ook thans worden begrepen als een forumkeuzebeding voor deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam.
4.7.
Artikel 25 Brussel I bis-Vo regelt de forumkeuze.
4.7.1.
Dit artikel luidt – voor zover relevant – als volgt:
1. Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a.
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
2. Als „schriftelijk” wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de overeenkomst duurzaam geregistreerd wordt.
[..]
5. Een beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht dat deel uitmaakt van een overeenkomst, wordt aangemerkt als een beding dat los staat van de overige bepalingen van de overeenkomst.
De geldigheid van het beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht kan niet worden bestreden op grond van het enkele feit dat de overeenkomst niet geldig is.
4.7.2.
Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) en van zijn rechtsvoorganger (het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, HvJEG) (onder andere arresten van 14 december 1976, 24/76 - RÜWA/Colzani, Jur. 1976, p. 1831; 14 december 1976, 25/76 - Segoura/Bonakdarian, Jur. 1976, p. 1851; 11 november 1986, 313/85 - Iveco/Van Hool, Jur. 1986, p. 3337; 20 februari 1997, C-106/95 - MSG/Les Gravières Rhénanes, Jur. 1997, p. I-911; 7 juli 2016, C-222/15 - Höszig Kft./Alstom Power Termal Services, ECLI:EU:C:2016:525) volgt dat artikel 25 Brussel I bis-Vo (in navolging van artikel 17 EEX-verdrag en artikel 23 Brussel I-Vo) autonoom dient te worden uitgelegd en dat uit die uitleg voortvloeit dat de aangezochte rechter verplicht is in de eerste plaats te onderzoeken of het beding dat hem (on)bevoegd verklaart, daadwerkelijk het voorwerp is geweest van een wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt, waarbij de vormvoorschriften in artikel 25 lid 1 sub a tot en met c Brussel I bis-Vo ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat. Derhalve dient de rechtbank te onderzoeken of tussen Coatinc en [naam eiseres] zodanige wilsovereenstemming is ontstaan over de onderhavige forumkeuze.
4.8.
Artikel 25 Brussel I bis-Vo houdt een eigen regeling met eigen criteria in voor de rechtsgeldigheid van een uitdrukkelijke forumkeuze. Deze regeling is ook van toepassing op een forumkeuze die is opgenomen in algemene voorwaarden. Anders dan partijen, althans [naam eiseres], van mening lijken (lijkt) te zijn, staan deze criteria (behoudens het bepaalde in de tenzij-clausule van lid 1 van artikel 25 I bis-Vo) los van de criteria uit het op een overeenkomst toepasselijke recht die gelden voor de totstandkoming van een overeenkomst of voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden op een overeenkomst.
4.9.
Partijen twisten weliswaar over de toepasselijkheid van de onderhavige forumkeuze op hun rechtsbetrekking in deze zaak, maar tussen hen is niet in geschil dat de tekst van deze forumkeuze verstaan moet worden als een exclusieve forumkeuze in de zin van het bepaalde in lid 1 van artikel 25 Brussel Ibis-Vo. In geval van toepasselijkheid van deze forumkeuze is de rechtbank Rotterdam derhalve bevoegd.
4.10.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam, daarentegen niet bevoegd is, voor zover de forumkeuze voor deze rechtbank in de algemene voorwaarden toepassing mist. Reeds daarom rust op Coatinc de stelplicht van haar stelling dat deze forumkeuze van toepassing is op de overeenkomst.
4.11.
Gesteld noch gebleken is echter dat partijen een forumkeuze voor deze rechtbank zijn overeengekomen die voldoet aan de vormvereisten onder b en/of c van het eerste lid van artikel 25 Brussel I bis-Vo. Coatinc baseert zich uitsluitend op een forumkeuze die voldoet aan het vormvereiste onder a van het eerste lid van artikel 25 Brussel I bis-Vo, namelijk een forumkeuze die is gesloten bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst.
4.12.
Uit het hierboven in rechtsoverweging 4.7 genoemde arrest van het HvJEU van 7 juli 2016 in de zaak
Höszig Kft./Alstom Power Termal Serviceskan worden opgemaakt dat voor de geldigheid van een forumkeuzebeding in algemene voorwaarden, naast de kenbare verwijzing naar algemene voorwaarden, is vereist dat vaststaat dat de algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding, daadwerkelijk aan de andere contractspartij zijn medegedeeld. Daarvoor is terhandstelling voldoende. Ook wat betreft dit laatstgenoemde vereiste is echter gesteld noch gebleken dat hieraan is voldaan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.13.
Coatinc beroept zich allereerst op een mondelinge bespreking met [naam eiseres] op 20 februari 2020 waarbij partijen overeenstemming zouden hebben bereikt over de overeenkomst inclusief de forumkeuze.
4.13.1.
Inzet van die bespreking zou volgens Coatinc geweest zijn de kort daarvóór, namelijk op 12 februari 2020, door Coatinc verstrekte offerte. Het gaat hier om een offerte die door Coatinc als productie 4 in het geding is gebracht. Noch in de tekst zélf van deze offerte noch in de verwijzingstekst op deze offerte (“Auf unsere sämtlichen Angebote, auf alle uns erteilten Aufträge und die mit uns geschossenenen Verträge finden die Allgemeinen Geschäftsbedingungen wie hinterlegt bei der Handelskammer (Kamer van Koophandel) in Rotterdam mit Nr. [nummer] Anwendung. Es gilt der Wortlaut der dort hinterlegten, aktuellsten Fassung vom 11.05.2020. Auf Wunsche senden wir gern eine Kopie zu.”) wordt echter melding gemaakt van een forumkeuze.
4.13.2.
Dat desalniettemin tijdens bovengenoemde bespreking van 20 februari 2020 gesproken is over een forumkeuze, dan wel dat de tekst van de algemene voorwaarden tijdens deze bespreking is overhandigd aan [naam eiseres] is evenmin gesteld of gebleken.
4.13.3.
Hieraan kan niet afdoen dat partijen op 20 februari 2020 wellicht wél overeenstemming hebben bereikt over de tekst van de overeenkomst en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op de overeenkomst, wat mogelijk, zoals Coatinc meent, wordt bevestigd door het door Coatinc als productie 22 in het geding gebrachte e-mailbericht van 17 april 2020 om 12:14 uur van [naam 1] van [naam eiseres] aan [naam 2] van Coatinc waar Coatinc zich in dit verband op beroept. Zelfs als dit allemaal juist is, volgt hieruit nog steeds niet dat de inhoud van de algemene voorwaarden – en daarmee het forumkeuzebeding – is medegedeeld aan [naam eiseres], mondeling dan wel schriftelijk. In de leer van de EU-rechtspraak kan er dan geen sprake zijn van wilsovereenstemming over het forumkeuzebeding. Verwijzing alléén is niet voldoende.
4.14.
Coatinc beroept zich verder op een opdrachtbevestiging van 21 februari 2020 die is gemaakt van de bespreking van 20 februari 2020 (productie 23 van Coatinc). Ook in deze opdrachtbevestiging is de hierboven in rechtsoverweging 4.13 verwijzingstekst naar de algemene voorwaarden vermeld. Echter, verwijzing alleen is niet genoeg: de algemene voorwaarden waarnaar wordt verwezen moeten zijn medegedeeld.
4.15.
Ten slotte beroept Coatinc zich op de e-mail van [naam 2] aan [naam 3] van [naam eiseres] van 17 april 2020 om 14:30 uur waarbij [naam 2] desgevraagd bovengenoemde opdrachtbevestiging heeft toegezonden, welke e-mail door Coatinc als productie 23 in het geding is gebracht. Deze e-mail luidt – aangehaald voor zover relevant – als volgt:
“[naam 3]
Mehrere Mahlen habe ich die letzten Wochen Versucht Sie zu erreichen.
Ich will Sie bitten um die offen stehende Rechnungen zu überweisen.”
Met [naam eiseres] kan de rechtbank Coatinc niet volgen in haar redenering (in onderdeel 19 van haar incidentele conclusie van antwoord) dat deze e-mail kwalificeert als schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst als bedoeld in artikel 25 lid 1 onder a Brussel I bis-Vo. [naam eiseres] bevestigt hier namelijk niets: het is een verklaring van Coatinc. Bovendien geldt hiervoor hetzelfde als eerder is overwogen: ook hier wordt niet het forumkeuzebeding meegedeeld.
4.16.
Het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden voldoet dus niet aan het vormvereiste onder a van het eerste lid van artikel 25 Brussel I bis-Vo. Dit forumkeuzebeding is derhalve niet rechtsgeldig overeengekomen in de zin van de Brussel I bis-Vo. Deze rechtbank kan derhalve geen bevoegdheid ontlenen aan dit forumkeuzebeding.
4.17.
Daarmee staat, als gezegd, vast dat deze rechtbank onbevoegd is van de vorderingen van Coatinc kennis te nemen.
4.18.
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat op grond van artikel 7, aanhef en sub 1, Brussel I bis-Vo, de alternatieve-bevoegdheidsregel van Brussel I bis-Vo voor contractuele geschillen, de rechtbank Limburg internationaal bevoegd is. In ieder geval omdat partijen beide, voor het geval deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam, zich onbevoegd acht, hebben verzocht om verwijzing van hun zaak naar de rechtbank Limburg, zal de zaak naar die rechtbank worden verwezen.
4.19.
Als de in het ongelijk gestelde partij in dit incident zal Coatinc in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van [naam eiseres] worden tot aan deze uitspraak begroot op:
salaris advocaat € 563,00 (1 punt in liquidatietarief II)
totaal € 563,00.
4.20.
Tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de proceskostenveroordeling is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering toe en verklaart zich onbevoegd van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen;
5.2.
veroordeelt Coatinc in de kosten van het incident, aan de zijde van [naam eiseres] tot op heden begroot op € 563,00;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Limburg.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.
901/1407