Coatinc vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. [naam gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Coatinc € 217.380,91 te betalen, zijnde de totale aanneemsom zoals overeengekomen tussen partijen,
subsidiair:
I. [naam gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Coatinc te betalen:
a. € 118.037,45, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW (althans ex artikel 6:119 BW), vanaf 10 april 2020 (de dag van het verzuim), althans vanaf heden (de dag van de dagvaarding), tot de dag van de algehele betaling;
b. € 56.749,97, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW (althans ex artikel 6:119 BW), vanaf 18 april 2020 (de dag van het verzuim), althans vanaf heden (de dag van de dagvaarding), tot de dag van de algehele betaling;
c. € 16.235,54, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW (althans ex artikel 6:119 BW), vanaf 29 april 2020 (de dag van het verzuim), althans vanaf heden (de dag van de dagvaarding), tot de dag van de algehele betaling;
d. € 28.653,44, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vanwege gemaakte buitengerechtelijke kosten,
primair en subsidiair:
II. [naam gedaagde] veroordeelt om – wegens gemaakte en nog te maken opslagkosten – tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Coatinc € 5.400,-- te betalen per maand dat Coatinc de door [naam gedaagde] aangeleverde zaken opgeslagen heeft gehouden, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen maand- of totaalbedrag;
III. [naam gedaagde] gebiedt om binnen vijf dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het door, althans in opdracht van, [naam gedaagde] aangeleverde plaatmateriaal bij Coatinc ophaalt, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke dag of gedeelte daarvan waarop [naam gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,--,
met veroordeling van [naam gedaagde] in de kosten van deze procedure, onder bepaling dat [naam gedaagde] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd wordt indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald, alsmede, ingeval [naam gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het in dezen te wijzen vonnis voldoet, te vermeerderen met de nakosten die € 157,00 bedragen zonder betekening en € 239,00 in geval van betekening.